overheersen werkw. Uitspraak: [ ovərˈhersə(n) ] Afbreekpatroon: over·heer·sen Vervoegingen: overheerste (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft overheerst (volt.deelw.) 1) te nadrukkelijk merkbaar zijn Voorbeeld: 'De smaak van citroen overheerst.' Synoniem: dominant zijn 2) macht uitoefenen over poliek
1) Bazen 2) Beheersen 3) Domineren 4) Gezaghebben 5) Heersen 6) Onderwerpen 7) Overvleugelen 8) Overwegen 9) Overweldigen 10) Predomineren 11) Primeren 12) Regeren 13) Tiranniseren 1) Beheersen 2) De baas spelen 3) Domineren 4) Gezaghebben 5) Machtiger zijn dan een ander 6) Met macht onderdrukken 7) Onderdrukken 8) Onderwerpen 9) Overheren 10) Overweldigen 11) Predomineren 12) Primeren 13) Regeren 14) Tiranniseren 
de meeste macht of invloed hebben vb: de smaak van kaas overheerst bij deze boterham Synoniem: domineren
domineren