schooltijd zelfst.naamw. Uitspraak: [ sxoltɛit ] Afbreekpatroon: school·tijd Verbuigingen: schooltijden (meerv.) 1) aantal uren per dag of totaal aantal jaren dat je naar school gaat Voorbeeld: 'Kom je na schooltijd met mij mee? Dan maken we samen ons huiswerk.' 2) periode dat je jong was en nog op school zat Voorb...
1) Brugjaar 2) Schooljaar 1) Lesperiode 2) Periode dat men op school zit 3) Schooljaren 4) Schoolperiode 
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Toneel), de repetitie.