schransen werkw. Uitspraak: [ 'sxrɑnsə(n) ] Afbreekpatroon: schran·sen Vervoegingen: schranste (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geschranst (volt.deelw.) veel en gulzig eten Voorbeeld: 'zes boterhammen naar binnen schransen' Synoniem: schranzen Synoniemen: bikken brassen buffelen bunkeren consumeren eten naar binnen werken nuttigen...
1) Bikken 2) Boefen 3) Brassen 4) Buffelen 5) Bunkeren 6) Consumeren 7) Eten 8) Hachelen 9) Kanen 10) Nuttigen 11) Opeten 12) Pruimen 13) Schranzen 14) Schrokken 15) Slempen 16) Slokken 17) Smarotsen 18) Smiezen 19) Verorberen 20) Vreten 21) Zwelgen 1) Bikken 2) Brassen 3) Buffelen 4) Bunkeren 5) Consumeren 6) Eten 7) Gretig eten 8) Gulzig en veel eten 9) Gulzig eten 10) Hachelen 11) Nuttigen 12) Opeten 13) Overdadig eten 14) Overvloedig eten 15) Pruimen 16) Schranzen 17) Schrokken 18) Slempen 19) Smarotsen 20) Smeren 21) Smiezen 22) Te veel eten 
gulzig eten (toon de herkomst via de etymologiebank)
gulzig of veel eten
overvloedig eten
overvloedig eten