schrokken werkw. Uitspraak: [ ˈsxrɔkə(n) ] Afbreekpatroon: schrok·ken Vervoegingen: schrokte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geschrokt (volt.deelw.) snel en met grote happen eten Voorbeeld: 'De hond schrokte zijn bak leeg.' Synoniemen: bikken buffelen bunkeren consumeren eten naar binnen werken nuttigen opeten schransen tegoed d... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/schrokken