smijten werkw. Uitspraak: [ ˈsmɛitə(n) ] Afbreekpatroon: smij·ten Vervoegingen: smeet (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesmeten (volt.deelw.) hard gooien Voorbeeld: 'je spullen op tafel smijten' met de deur smijten (de deur met een klap dichtdoen (omdat je boos bent)) eruit smijten ((iemand) je huis uit zetten) eruit smijten ((ie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/smijten
met een zwaai uit je hand loslaten zodat het ergens anders terechtkomt vb: hij smeet zijn tas in een hoek iemand iets naar het hoofd smijten [hem met harde woorden een verwijt maken] met de deuren smijten [ze heel hard dichtgooien] met geld smijten [veel geld uitgeven] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=smijten