I tegen bijwoord Uitspraak: [ ˈtexə(n) ] Afbreekpatroon: te·gen 1) <woord dat uitdrukt dat je het niet met iets eens bent> Voorbeeld: 'tegen een beslissing stemmen' Antoniem: voor Synoniem: contra ergens iets op tegen hebben (niet willen dat iets gebeurt) 2) in je nadeel Voorbeelden: 'Het zit me tegen.' , '...
1) Ad 2) Afkerig 3) Anti 4) Bezwaar 5) Contra 6) Jegens 7) Mits 8) Nadeel 9) Oneens 10) Onverenigbaar 11) Para 12) Strijdig 13) Tegengesteld 14) Tegenover 15) Tegenstrijdig 16) Versus 1) Afkerig 2) Anti 3) Bezwaar 4) Contra 5) Het afkeuren 6) Het bestrijden 7) Iets bestrijden 8) In de richting van 9) In omgekeerde richting 10) In strijd met 11) Jegens 12) Kort voor 13) Nadeel 14) Niet voor 15) Omstreeks 16) Onverenigbaar 17) Strijdig 18) Tegenaan 19) Tegengesteld 20) Tegenover 21) Tegenstrijdig 
in de andere richting, ten opzichte van, in strijd met, afkerig van (toon de herkomst via de etymologiebank)
het raakt iets of iemand anders aan vb: de fiets staat tegen de muur
•zijdelings aanleunend. •oneens met, ter bestrijding van. •voor of omstreeks een bepaalde tijd. •de ontvangende persoon van een boodschap: aan. •voor de prijs van.
voorzetsel
voorzetsel