verhinderen werkw. Uitspraak: [ vərˈhɪndərə(n) ] Afbreekpatroon: ver·hin·de·ren Vervoegingen: verhinderde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verhinderd (volt.deelw.) zorgen dat (iets) niet gebeurt Voorbeeld: 'de sloop van de oude huizen verhinderen' Synoniemen: : voorkomen, belemmeren, beletten, tegenhouden, , verhinderd zijn (...
1) Afhouden 2) Afwenden 3) Afweren 4) Belemmeren 5) Beletten 6) Couperen 7) Letten 8) Prohiberen 9) Storen 10) Stremmen 11) Stuiken 12) Stuiten 13) Tegengaan 14) Tegenhouden 15) Terughouden 16) Verbreken 17) Verletten 18) Vermijden 19) Verijdelen 20) Voorkomen 21) Weerhouden 1) Belemmeren 2) Beletten 3) Blokkeren 4) Boycotten 5) Couperen 6) Derangeren 7) Hinderlijk zijn 8) Impediëren 9) Inhiberen 10) Letten 11) Neutraliseren 12) Onmogelijk maken 13) Prohiberen 14) Reprimeren 15) Storen 16) Stremmen 17) Stuiten 18) Tegengaan 19) Tegenhouden 20) Terughouden 21) Verbreken 
zorgen dat het niet gebeurt vb: ik kon nog net verhinderen dat ze viel
•voorkomen, ervoor zorgen dat iets niet gebeurt.
beletten
Voorkomen dat iets gebeurd.