vissersboot zelfst.naamw. (de) Afbreekpatroon: vis·sers·boot Verbuigingen: vissersboten (meerv.) Verbuigingen: vissersbootje (verkleinwoord) een voor de visvangst ingerichte boot . 5 definities
1) Aak 2) Blazer 3) Bol 4) Bom 5) Bons 6) Botter 7) Drifter 8) Hoeker 9) Knots 10) Kotter 11) Kwak 12) Logger 13) Pink 14) Platje 15) Prikschuit 16) Punter 17) Schokker 18) Schouw 19) Sloep 20) Smack 21) Smak 22) Snik 23) Spankuiler 24) Trawler 25) Treiler 1) Botter 2) Logger 3) Pink 4) Schip 5) Schokker 6) Trawier 7) Vaartuig 8) Visserman 
boot die is ingericht voor de visvangst vb: we gingen met een vissersboot het IJsselmeer op
boot die door vissers wordt gebruikt om vis te vangen en die daartoe van de nodige uitrusting is voorzien
• [scheepvaart] een voor de visvangst ingerichte boot.
boot om mee te vissen
1> boot, die bij het vissen gebruikt wordt of die voor het vissen gebouwd is. Dat laatste houdt meestal in dat er een visbun in aangebracht is. In feite is het vaartuig van de beroepsvisser een visschuit of vissersschuit en geen boot. Dit onderscheid wordt echter niet door iedereen onderschreven. 2> verfoeilijke lekenterm voor vissersschip.