de vlek zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ vlɛk ] Verbuigingen: vlekken (meerv.) 1) vuil stukje op een oppervlak Voorbeelden: 'Er zit een vlek op je T-shirt.' , 'vetvlek' 2) anders gekleurd stukje huid Voorbeeld: 'witte koeien met zwarte vlekken' Synoniemen: bespikkelen bevlekken flecker gehucht macula moesje nop pl...
1) Bespikkelen 2) Bevlekken 3) Blaam 4) Blamage 5) Brandmerk 6) Buurtschap 7) Lichaamsdeel 8) Dorp 9) Gehucht 10) Groot dorp 11) Inktmop 12) Inktvlek 13) Klad 14) Kladder 15) Klak 16) Klein dorp 17) Klodder 18) Maal 19) Macula 20) Moesje 21) Moet 22) Negorij 23) Nop 24) Ongerechtigheid 25) Ontsiering 1) Bespikkelen 2) Bevlekken 3) Blaam 4) Buurtschap 5) Dorp 6) Flecker 7) Gehucht 8) Inktklad 9) Inktmop 10) Klad 11) Kladder 12) Klodder 13) Maal 14) Macula 15) Moesje 16) Moet 17) Negorij 18) Nop 19) Plek 20) Schande 21) Smet 22) Spat 23) Spatje 24) Spet 25) Spik 26) Spikkel 27) Sproet 28) Stadje 29) Stip 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Vlek of marktplaats``] Open plaats, die wat haar aanzien betreft tusschen eene stad en een dorp gelegen is
smet, plek; gehucht (toon de herkomst via de etymologiebank)
vuile plek vb: er zit een vlek in je jas
smet
smet