voorschieten werkw. Uitspraak: [ 'vorsxitə(n) ] Afbreekpatroon: voor·schie·ten Vervoegingen: schoot voor (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft voorgeschoten (volt.deelw.) voor iemand betalen, die jou later terugbetaalt Voorbeeld: 'Kun je mij even voorschieten? Ik ben mijn portemonnee vergeten.' Synoniemen: lenen 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/voorschieten