voorschrijven werkw. Uitspraak: [ 'vorsxrɛivə(n) ] Afbreekpatroon: voor·schrij·ven Vervoegingen: schreef voor (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft voorgeschreven (volt.deelw.) zeggen of opschrijven wat je moet doen of niet mag doen Voorbeeld: 'De dokter schreef hem een hoestdrank voor.' Synoniem: dicteren je door iemand de wet laten ...
1) Bepaalde 2) Bepalen 3) Bepalend 4) Beschikken 5) Bevelen 6) Dicteren 7) Gebieden 8) Gelasten 9) Limiteren 10) Opleggen 11) Ordonneren 12) Prescriberen 13) Recepteren 14) Verordenen 15) Verordonneren 16) Zeggen 1) Bepalen 2) Bepalend 3) Beschikken 4) Bevelen 5) Dicteren 6) Gebieden 7) Gelasten 8) Instrueren 9) Opdragen 10) Prescriberen 11) Recepteren 12) Stellen 13) Verordenen 14) Verordonneren 
het als regel of opdracht geven vb: de dokter heeft hem bedrust voorgeschreven
• [ditr] een schriftelijke opdracht geven. •tweede betekenisomschrijving. •enz.