wapperen werkw. Uitspraak: [ 'wɑpərə(n) ] Afbreekpatroon: wap·pe·ren Vervoegingen: wapperde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gewapperd (volt.deelw.) (van haar of een stuk stof) bewegen in de wind Voorbeelden: 'wapperende vlaggen' , 'Met wapperende haren draafde ze door het bos.' Synoniemen: fladderen slingeren slobberen zwieren ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/wapperen