feestelijk, mooi, net, lief - Voorbeeld: ‘De hemel welfde wijd over de meers en rondom was 't al zo fooiig van uitzicht en kleur’ - Voorbeeld: ‘Zondag, dat was het groot gebouw met hoge kerkvensters, fooiig opgeschikt met wapperende vanen in een blauwe lucht vol zon’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0009.php