Zie ook:
wiebel

wiebelen werkw. Uitspraak: [ ˈwibələ(n) ] Afbreekpatroon: wie·be·len Vervoegingen: wiebelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gewiebeld (volt.deelw.)
heen en weer bewegen bij het staan of zitten Voorbeelden: 'De vaas wiebelde en viel.' , 'Op je stoel zitten te wiebelen.' Synoniem: wankelen Synoniemen: heen en weer zwaaien schomm...
Gevonden op
https://woorden.org/woord/wiebelen

1) Schommelen 2) Schudden 3) Kwikkelen 4) Heen en weer bewegen 5) Remelen 6) Wankelen 7) Wantenweven 8) Wipperen 9) Wiemelen 10) Wiegen 11) Slingeren 12) Touteren 13) Lutteren 14) Tuitelen
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Wiebelen/1

wankelen
Jaar van herkomst: 1847 (WNT )
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/sijs002chro01_01/colofon.php

wankelen (toon de herkomst via de etymologiebank)
Gevonden op
https://etymologiebank.nl/trefwoord/wiebelen
onzeker lopen vb: de zieke Nino liep nog te wiebelen op zijn benen
Synoniem: wankelen
onrustig op je stoel heen en weer bewegen vb: zit toch een stil, zit niet zo te wiebelen!
Gevonden op
https://mowb.muiswerken.nl/
Geen exacte overeenkomst gevonden.