huif van een kar of wagen (VD) - Voorbeeld: ‘De zwepen klakten om de trekossen aan te zetten; noodgillen weerklonken onder de linnen wijten en met lachen en schreeuwen der drijvers, vorderde de stoet zijn slakkengang’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0025.php