zwellen werkw. Uitspraak: [ ˈzwɛlə(n) ] Afbreekpatroon: zwel·len Vervoegingen: zwol (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is gezwollen (volt.deelw.) groter worden zwellen van trots (erg trots zijn) Synoniemen: aanzwellen opbollen opzetten opzwellen rijzen uitdijen wassen Intensiveringen Hoe kun je met zwellen een ander begrip versterke... Gevonden op https://woorden.org/woord/zwellen
naar alle kanten groter en dikker worden vb: de zere vinger is helemaal gezwollen hij zwol van trots [hij was erg trots] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/