aanvaren werkw. Uitspraak: [ 'anvarə(n) ] Afbreekpatroon: aan·va·ren Vervoegingen: voer aan (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft, is aangevaren (volt.deelw.) 1) varend naderen Voorbeeld: 'Daar komt in de verte een schip aanvaren.' 2) terwijl je vaart op of tegen iets botsen Voorbeelden: 'door de mist een schip ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/aanvaren
1> naar iets toe varen. Gerelateerde termen: aanzeilen , aandrijven. 2> tijdens het varen iets raken. 3> met een schip iets aanvoeren. Voorbeeld: alle bouwstoffen moesten aangevaren worden. Gevonden op https://www.binnenvaarttaal.nl/index.php?woord=a#aanvaren