aborteren werkw. Uitspraak: [ abɔr'terə(n) ] Afbreekpatroon: abor·te·ren Vervoegingen: aborteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geaborteerd (volt.deelw.) lang voor de geboorte een ongeboren kind weghalen Voorbeeld: 'De vrouw liet zich na de slechte uitslag aborteren.' Synoniem: abortus plegen Synoniemen: afdrijven mislukken st... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/aborteren