accentueren werkw. Uitspraak: [ ɑksɛnty'werə(n) ] Afbreekpatroon: ac·cen·tu·e·ren Vervoegingen: accentueerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geaccentueerd (volt.deelw.) extra aandacht geven aan Voorbeelden: 'jukbeenderen accentueren met make-up' , 'Een wegversmalling accentueert de 50 kilometerzone op de grens van de bebouwde...
1) Aanzetten 2) Accenttekens aanbrengen 3) Beklemtonen 4) Belichten 5) Benadrukken 6) De nadruk leggen op 7) Iets sterk doen uitkomen 8) Nadruk leggen 9) Onderstrepen 10) Ophelderen 11) Opklaren 12) Toelichten 13) Verduidelijken 14) Verhelderen 15) Verklaren 1) Aanzetten 2) Beklemtonen 3) Belichten 4) Benadrukken 5) Betonen 6) Onderstrepen 7) Ophelderen 8) Opklaren 9) Polariseren 10) Toelichten 11) Verduidelijken 12) Verhelderen 13) Verklaren 
het beter laten uitkomen, er nadruk op leggen vb: deze make-up accentueert de vorm van je gezicht Synoniemen: benadrukken beklemtonen
nadruk leggen op: door meerdere kleuren verf in combinatie tot elkaar te verwerken, kun je accenten aanbrengen; oftewel contrast.
•de nadruk leggen op. •nadruk verdelen over. •klemtoon aangeven. •sterk doen uitkomen.