beplanten werkw. Afbreekpatroon: be·plan·ten Verbuigingen: beplantte Vervoegingen: beplant (volt.deelw.) (een terrein) bezetten met de geschikte planten Voorbeeld: 'Onze tuinier heeft het linkse perk beplant met rododendrons.' . 1 definitie...
1) Betelen 2) Bezetten 3) Een stuk grond met gewassen bezetten 4) Met gewas bebouwen 5) Poten 6) Van planten voorzien 7) Vol planten zetten 1) Uitpoten 
van planten voorzien