brullen werkw. Uitspraak: [ 'brʏlə(n) ] Afbreekpatroon: brul·len Vervoegingen: brulde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gebruld (volt.deelw.) met je stem een luid geluid maken Voorbeelden: 'leeuwen brullen' , 'De sergeant staat te brullen tegen de soldaten.' Synoniemen: blaffen blèren bulderen daveren gillen het uitgillen huilen j... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/brullen