delegeren werkw. Uitspraak: [ deləˈxerə(n) ] Afbreekpatroon: de·le·ge·ren Vervoegingen: delegeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedelegeerd (volt.deelw.) (taken, werk) door iemand anders laten uitvoeren Voorbeeld: 'tijdens je vakantie werk delegeren aan een collega' Synoniemen: afvaardigen deputeren overdragen Gevonden op https://www.woorden.org/woord/delegeren
iemand als vertegenwoordiger sturen vb: we delegeerden Willem het aan iemand anders overlaten vb: de directeur delegeert veel werk aan zijn secretaresse Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/
Het overdragen van een taak, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van een daartoe bevoegde medewerker, aan een ondergeschikte medewerker.
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10679
Het overdragen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan een hiërarchisch lager orgaan in de organisatie. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/11557