het duo zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈdywo ] Verbuigingen: duo's (meerv.) twee mensen bij elkaar Voorbeeld: 'Zij vormen een duo voor viool en piano.' Synoniem: tweetal Synoniemen: tweetal 
1) Combinatie van twee instrumenten (muziek) 2) Combinatie van twee individuen of items 3) Combinatie 4) Groep muzikanten 5) Span 6) Tandem 7) Twin 8) Tweezit 9) Tweezang 10) Tweetal muzikanten 11) Tweetal dat hand in hand gaat 12) Aantal 13) Ensemble van twee personen 14) Muziekgezelschap 15) Muziekstuk 
[klassieke muziek] Een instrumentale compositie voor twee musici, hetzij met twee dezelfde of twee verschillende instrumenten. Een compositie voor twee zangers heet een duet.
koppel
samenspel van twee verschillende instrumenten, bijvoorbeeld een piano en een viool.
Muziekstuk voor twee instrumenten en ook een groep die uit twee muzikanten bestaat
tweetal (toon de herkomst via de etymologiebank)
twee mensen of dieren die bij elkaar horen vb: de zanger en de gitarist vormden een duo Synoniemen: koppel tweetal
• [n] ; twee personen die een (acterende of musicerende) groep vormen. • [m] ; duozitting.
Dienst Uitvoering Onderwijs; uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het onderwijs; in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden tevens de gemeenten ondersteund bij de uitvoering van de Wet inburgering en GGD'en op het terrein van kinderopvang en peuterspeelzalen; taken zijn ...
Duo heeft meerdere betekenissen: [basiswoordenlijst groep 7]
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] twee
Dienst Uitvoering Onderwijs