1.tuig Voorbeeld: ‘Hun (= van de paarden) getuig van goudlederen riemen was op al de kruisingen bezet met kleurige gemmen en zilveren nagels’ 2.gereedschap Voorbeeld: ‘Als we hem met zijn getrek zagen afkomen - heel zijn getuig op de steekkar geladen, Prinse zelf in de tramen aan een schouderband gespannen, stormden wij hem te gemo... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0010.php