de grootouder zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: groot·ou·der Verbuigingen: grootouders (meerv.) Verbuigingen: grootoudertje (verkleinwoord) de ouder van een ouder Voorbeeld: 'Na school ging de jongen altijd bij zijn grootouders langs.' . 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/grootouder