instrueren werkw. Uitspraak: [ ɪnstry'werə(n) ] Afbreekpatroon: in·stru·e·ren Vervoegingen: instrueerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geïnstrueerd (volt.deelw.) (iemand) leren hoe hij/zij iets moet doen of hoe iets moet gebeuren Voorbeelden: 'een nieuwe collega instrueren hoe die de machines moet bedienen' , 'na het incident... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/instrueren
zeggen dat hij het moet doen vb: zij heeft hem geïnstrueerd zijn mond te houden Synoniemen: opleggen opdragen gebieden gelasten aanwijzingen geven, iets leren vb: hij instrueert zijn zus bij het gebruik van de computer Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=instrueren