
lippen, de lippen met iets in aanraking brengen - Voorbeeld: ‘
Zorg en kommer waren voor de ouders, terwijl de kleuters er rondliepen als dartele geitjes, lipperend aan alles wat ze vonden’ - Voorbeeld: ‘
Ik heb haar ook eens gezien dat ze argeloos aan een groen twijgje lipperde’ (Ingoyghem II 38)
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0015.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.