
loslopen werkw. Uitspraak: [ 'lɔslopə(n) ] Afbreekpatroon: los·lo·pen Vervoegingen: liep los (verl.tijd enkelv.)
1) (van een dier waarvan je vindt dat het aangelijnd of opgesloten hoort te zijn) vrij rondlopen Vervoegingen: heeft losgelopen (volt.deelw.) Voorbeeld: 'een loslopende hond' te gek om los te lopen (zeer afkeurenswaa...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/loslopen

1) Meevallen 2) In orde komen 3) Onvast worden 4) Vrij rond lopen 5) Terechtkomen 6) Vrij rondlopen 7) Vrij rondwandelen
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Loslopen/1
Geen exacte overeenkomst gevonden.