manisch bijv.naamw. Uitspraak: [ 'manis ] Afbreekpatroon: ma·nisch onnatuurlijk energiek, actief en vrolijk, doorgaans als verschijnsel van een bipolaire stoornis Voorbeeld: 'een manische periode doormaken' manisch-depressieve stoornis (geestelijke aandoening waarbij extreem uitgelaten en extreem neerslachtige stemmingen elkaar afwisselen)... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/manisch