nors bijv.naamw. Uitspraak: [ nɔrs ] onvriendelijk en erg streng Voorbeeld: 'een norse ober' Synoniemen: : stuurs, bars Synoniemen: bars bokkig bruusk chagrijnig knorrig kortaf korzelig nurks onzacht straf stuurs wrevelig zuur 
1) Bar 2) Sacherijnig 3) Onaardig 4) Onhartelijk 5) Zwart 6) Brommerig 7) Vreeswekkend 8) Gemelijk 9) Wrevelig 10) Mokkend 11) Chagrijnig 12) Mopperig 13) Zuinig met glimlachen 14) Zuur 15) Kort aangebonden 16) Kortaangebonden 17) Kortaf 18) Korzelig 19) Bruusk 20) Onzacht 21) Stoer 22) Straf 23) Stug 
slechtgehumeurd en onvriendelijk in de omgang blijk gevend van een slecht humeur
stuurs
ge?rriteerd, stug (toon de herkomst via de etymologiebank)
onvriendelijk en kortaf vb: met een nors gezicht deed hij de afwas Synoniemen: stug bars Tegenstellingen: aardig attent vriendelijk mild hoffelijk
'Nors' is een plaats in de Deense regio Noord-Jutland, gemeente Thisted.
•onvriendelijk en zwijgzaam, kortaf.