holte, pan, waarin het uiteinde van een been past, de plaats van het gewricht (VD: noot II 6) - Voorbeeld: ‘De dokter kwam binnen, met vier kloeke manskerels: de kloefkapper met zijn twee zonen en de smid - die moesten helpen de schouder weer in de note te trekken’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0017.php