de schavuit zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: scha·vuit Verbuigingen: schavuiten (meerv.) Verbuigingen: schavuitje (verkleinwoord) een persoon die kwaad bedrijft . Synoniemen: beng boef boefje deugniet kwajongen ondeugd picaro schelm vleg vlegel 3 definities...
1) Aap 2) Bandiet 3) Bengel 4) Bink 5) Boef 6) Boefje 7) Boosdoener 8) Booswicht 9) Deugniet 10) Fielt 11) Filou 12) Guit 13) Hellebrok 14) Katjang 15) Kwajongen 16) Misdadiger 17) Ondeugd 18) Onverlaat 19) Picaro 20) Ploert 21) Rabauw 22) Raddraaier 23) Rakker 24) Rooi 25) Rover 26) Schelm 27) Schobbejak 1) Apenkop 2) Bandiet 3) Bandiet van een jongen 4) Bengel 5) Boef 6) Boefje 7) Boosdoener 8) Deugniet 9) Ellendeling 10) Fielt 11) Guit 12) Hondenvel 13) Hondevel 14) Kapoen 15) Katjang 16) Kwajongen 17) Misdadiger 18) Ondeugd 19) Onverlaat 20) Picaro 21) Ploert 22) Raddraaier 23) Rakker 24) Rover 25) Scharluin 
schelm (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) man die op een ongeoorloofde, bedrieglijke of schurkachtige manier handelt; schurk 2) deugniet
schelm
schelm
boef