zich settelen reflexief werkw. Uitspraak: [ ˈsɛtələ(n) ] Afbreekpatroon: set·te·len Vervoegingen: settelde zich (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft zich gesetteld (volt.deelw.) (ergens) gaan wonen en een regelmatig leven gaan leiden Voorbeeld: 'wel vijftien relaties gehad hebben voor je je met je vriendin gaat settelen en aan kin... Gevonden op https://woorden.org/woord/settelen
zich blijvend vestigen, meestal op een bepaalde plaats, omdat het daar veilig, vertrouwd en comfortabel is en men zich daar volledig geaccepteerd voelt zich ergens vestigen, vaak in figuurlijke zin, in die zin dat men nadrukkelijk kiest voor een bepaalde levensstijl, meestal een evenwichtige manier van leven, met daarin zekerheden als een eigen hui... Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/settelen