Snoeren definities

Zoek op
Zie ook: snoer

snoeren

snoeren logo #1000 snoeren werkw. Uitspraak: [ ˈsnurə(n) ] Afbreekpatroon: snoe·ren Vervoegingen: snoerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesnoerd (volt.deelw.) de mond snoeren (zorgen dat (iemand) niet meer praat) Synoniem: (iemand) het zwijgen opleggen Zie ook: snoer Synoniemen: elektriciteitssnoeren koorden lassen Spreekwoorden en zegswijzen &...
Gevonden op https://woorden.org/woord/snoeren

Snoeren

Snoeren logo #10101) Elektriciteitssnoeren 2) Rijgen 3) Koorden 4) Met een koord sluiten 5) Bijeenbundelen 6) Binden 7) Lassen 8) Tot zwijgen brengen 9) Inrijgen 10) Vastmaken met touw 11) Vastmaken 12) Vastbinden 13) Strengelen
Gevonden op https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Snoeren/1

Snoeren

Snoeren logo #10483Zie éénsporig gaan.
Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10483

snoeren

snoeren logo #10733zie: eensporig gaan
Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10733

snoeren

snoeren logo #10778Spreekwoorden: (1914) Iemand den mond snoeren (of stoppen)
d.w.z. iemand het zwijgen opleggen; 17<sup>de<-sup> eeuw iemand muilbanden (zie Ndl. Wdb. IX, 1204); eig. iemands mond vast of dichtbinden, of door er iets in te steken, te stoppen; dit laatste meestal fig. door middel van geld of geschenken. Zie Matth...
Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10778

snoeren

snoeren logo #11331heel strak vastbinden vb: de riem zat om haar middel gesnoerd
Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/
Geen exacte overeenkomst gevonden.