tevoren bijwoord Uitspraak: [ təˈvorə(n) ] Afbreekpatroon: te·vo·ren eerder Voorbeeld: 'een maand tevoren' Antoniem: achteraf daags tevoren (een dag eerder) van tevoren waarschuwen (vooraf waarschuwen) Synoniemen: achteraf vooraf Spreekwoorden en zegswijzen • als je alles van tevoren wist, dan kwam je met...
1) Bijwoord 2) Bevorens 3) Vooruit 4) Voordien 5) Vooraf 6) Op vroeger tijdstip 7) In een vroegere tijd 8) Vroeger 9) Op een vroeger tijdstip 10) Eerder 11) Eerst 12) Achteraf 13) Daarvoor 
op een vroeger tijdstip (toon de herkomst via de etymologiebank)
voor de tijd van nu vb: we hadden hem (van) tevoren gewaarschuwd Synoniemen: eerder voorheen vroeger weleer Tegenstellingen: huidig tegenwoordig
•in de tijd ervoor.
eerder