de tuit zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ tœyt ] Verbuigingen: tuiten (meerv.) pijpje dat uit een kan of ketel steekt waardoor je er vloeistof uit kunt gieten Voorbeeld: 'de tuit van een theepot' tranen met tuiten huilen (heel erg huilen) Synoniemen: bek haarbosje neus punt snavel snoet snuit Spreekwoorden en zegswijzen • tranen met... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/tuit