uitlenen werkw. Uitspraak: [ 'œytlenə(n) ] Afbreekpatroon: uit·le·nen Vervoegingen: leende uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgeleend (volt.deelw.) aan iemand geven om het later weer terug te krijgen Voorbeelden: 'je tent uitlenen aan je buurman' , 'De bibliotheek leent boeken uit.' Synoniem: lenen (2) Synoniemen: lenen Gevonden op https://woorden.org/woord/uitlenen
Het uitlenen van stukken uit een collectie aan gebruikers van buitenaf en het administratief bijhouden van zulke leningen Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/11605