uitrijden werkw. Uitspraak: [ 'œytrɛidə(n) ] Afbreekpatroon: uit·rij·den Vervoegingen: reed uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgereden (volt.deelw.) 1) rijdend verspreiden Voorbeeld: 'mest uitrijden op grasland' 2) tot het einde rijden Voorbeelden: 'de Tour de France uitrijden' , 'de autorally uitrij... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitrijden
1.te paard, in een wagen, enz. zijn woning verlaten (VD A [...] Voorbeeld: ‘Quélin was vroeg uitgereden’ 2.uitploegen (Te, VD B 1) Voorbeeld: ‘In de kleikouter? Dan kunt ge wachten van zaaien tot meimaand! beweerde Louis, en als er dan droogte volgt, moogt ge de vlaschaard eer hier zes weken uitrijden!’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0023.php