
uitrijden werkw. Uitspraak: [ 'œytrɛidə(n) ] Afbreekpatroon: uit·rij·den Vervoegingen: reed uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgereden (volt.deelw.)
1) rijdend verspreiden Voorbeeld: 'mest uitrijden op grasland'
2) tot het einde rijden Voorbeelden: 'de Tour de France uitrijden' , 'de autorally uitri...
Gevonden op
https://woorden.org/woord/uitrijden

1) Met de auto weggaan 2) Uitrukken
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Uitrijden/1

1.te paard, in een wagen, enz. zijn woning verlaten (VD A [...] Voorbeeld: ‘
Quélin was vroeg uitgereden’ 2.uitploegen (Te, VD B 1) Voorbeeld: ‘
In de kleikouter? Dan kunt ge wachten van zaaien tot meimaand! beweerde Louis, en als er dan droogte volgt, moogt ge de vlaschaard eer hier zes weken uitrijden!’
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0023.php

EEN STORM UITRIJDEN : zo goed en zo kwaad als het gaat, trachten te blijven varen tot de wind afneemt. Zie ook: afrijden en lenzen .
Gevonden op
https://www.binnenvaarttaal.nl/zoek.php?woord=uitrijden
Geen exacte overeenkomst gevonden.