1.wollig worden, pluizen, rafelen (DB) Voorbeeld: ‘Nu was hij een volgroeide, stevige kerel geworden, - een wittekop met blonde wenkbrauwen en roze vel, een kneveltje dat begon te vlassen op zijn bovenste lip’ Voorbeeld: ‘En van langerhand was de luister van de pane en de blank van 't satijn vervaald, de draden en naden waren bloot... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0024.php