de zwelling zelfst.naamw. (v.) Afbreekpatroon: zwel·ling Verbuigingen: zwellingen (meerv.) Verbuigingen: zwellinkje (verkleinwoord) 1) het zwellen 2) gezwollen plek Voorbeeld: 'Kanker uit zich soms in een zwelling.' . Synoniemen: bobbel bolling buil bult dikte opzetting pukkel steenpuist 6 definities...
1) Abces 2) Blaar 3) Blaas 4) Bobbel 5) Bolling 6) Buil 7) Bult 8) Dikte 9) Erectie 10) Gezwel 11) Intumescentie 12) Knobbel 13) Oedeem 14) Opzetting 15) Poliep 16) Puist 17) Pukkel 18) Slijmvliesgezwel 19) Steenpuist 20) Tumor 21) Uitwas 22) Uitzetting 23) Vleesboom 24) Vleesuitwas 25) Vleeswoekering 1) Bobbel 2) Bolling 3) Buil 4) Bult 5) Dijing 6) Dikte 7) Gezwel 8) Hersenoedeem 9) Intumescentie 10) Knobbeluitwas 11) Oedeem 12) Opzetting 13) Puist 14) Pukkel 15) Steenpuist 16) Toeneming in dikte 17) Uitwas 18) Uitzetting 19) Zucht 
een plek die dik en opgezet is vb: haar enkel is niet gebroken, maar heeft wel een zwelling Synoniem: buil
1) het opzwellen van een lichaamsdeel of van een plek in of op het lichaam, als gevolg van een aandoening of ontsteking 2) plaats waar iets gezwollen is; gezwollen plek 3) uitzetting als gevolg van het opnemen van vocht; uitzetting door vochtopname 4) gezwollen vrucht, knop of zaadje, als gevolg van een fysiologisch pro...
gezwollen plek
abnormale vergroting van een lichaamsdeel, gewoonlijk door ophoping van vocht.
Def.: de relatieve volumetoename van de grond veroorzaakt door het vochtiger worden van de grond, uitgedrukt in het huidige volume grond ten opzichte van het oorspronkelijke volume grond.
Def.: rijzing van het grondoppervlak veroorzaakt door vochtiger worden van de grond.
(1) kenmerk van een ontsteking(2) gezwel, goedaardig of kwaadaardig