zwengelen werkw. Uitspraak: [ 'zwɛŋələ(n) ] Afbreekpatroon: zwen·ge·len Vervoegingen: zwengelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gezwengeld (volt.deelw.) een draaiende of op en neer gaande beweging met een zwengel maken Voorbeeld: 'zwengelen aan een ouderwetse waterpomp' Synoniemen: bengelen 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zwengelen