Digischool Begrippenlijst `Stedelijke Gebieden NL`
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde > Stedelijke gebieden
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 263
stedelijk knooppunt
Stedelijke knooppunten zijn grotere stedelijke gemeenten (b.v. Eindhoven, Breda, Arnhem) die in de Vierde Nota RO hiertoe werden aangewezen. Zij kregen extra geld om de bedrijfsterreinen, de bereikbaarheid, enz. te verbeteren. Het was mede bedoeld om de internationale concurrentie met andere steden in de Randstad en Europa beter aan te kunnen. Zie Grote Bosatlas 51e: kaart 55B
Stedelijk Knooppunt
Stedelijke Knooppunten zijn grote steden die zijn aangewezen in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening. Het zijn steden met of veel internationale contacten of liggend bij de landsgrenzen of belangrijk voor de directe omgeving. Deze steden krijgen van de rijksoverheid een extra financiële ondersteuning om hun positie te verstevigen.
Stedelijke zone
Een aantal stadsgewesten die onderling veel contacten hebben, en vaak taken hebben verdeeld. Voorbeeld is de Randstad waarbinnen je de stadsgewesten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht kunt onderscheiden.
stedelijke zone
Een functioneel samenhangend geheel van steden in een bepaald gebied.
Sterftecijfer
Het aantal mensen van een totaal dat in een gebied komt te overlijden, per 1000 personen. Dit wordt uitgedrukt in aantal promilles.
Sterfteoverschot
Als in een gebied meer mensen komen te overlijden dan er geboren worden, spreken we van een sterfteoverschot.
Stortbergen
Grote bergen afvalsteen, afkomstig uit de mijnen. Er kwam met de steenkool altijd een hoop waardeloos gesteente mee omhoog. Dit werd gestort op enorme uitzicht verstorende bergen. Later zijn veel van deze bergen afgegraven. Anderen zijn in gebruik als skihelling of bosgebied.
Streekplan
Een plan voor de inrichting van een gebied in een bepaalde provincie. Opgesteld door het provinciale bestuur. Hierin staan de hoofdlijnen van de gewenste ontwikkeling van het gebied.
Structuurplan
Een plan van de gemeente, waarin het gewenste toekomstige gebruik en de in richting van de ruimte in de gemeente is aangegeven. Het is algemener dan een bestemmingsplan.
Structuurschets
De Nederlandse overheid maakt structuurschetsen om plannen en verwachtingen ten aanzien van bepaalde ontwikkelingen in de Ruimtelijke Ordening in de openbaarheid te brengen.
Stukgoederen
Goederen die in dozen, zakken of balen zijn verpakt. Dit type vervoer komt steeds minder voor tegenwoordig. Steeds meer goederen worden in een container vervoerd.
Subsidie
Een geldbedrag dat de overheid geeft aan iemand of een bedrijf om hem of haar te lokken of te helpen iets te bereiken. Zonder deze subsidie zou een bedrijf zich misschien op een bepaalde plek niet gevestigd hebben.
Suburbane kernen
Dorpen rond een stad die veel contacten onderhouden met die stad.
Suburbanisatie
Trek van de mensen (de suburbanisanten) uit de stad. Ze vestigen zich in dorpen, niet al te ver van de stad omdat ze daar ruimer kunnen wonen, geen last hebben van geluidsoverlast, criminaliteit. Ze hebben daar meer ruimte voor hun kinderen, enz. Tegenovergestelde = urbanisatie.
Tertiaire sector
Sector van de beroepsbevolking. Letterlijk, derde sector. Hiertoe behoren de diensten, de handel en het verkeer.
Toeleverancier
Bedrijf dat goederen levert aan een ander bedrijf. Voorbeeld is een hoogoven dat rollen staal levert aan een autofabriek, of een slager die vlees levert aan cateringbedrijf dat op zijn beurt weer diensten levert aan een groot ander bedrijf.
Trafieken
Bedrijven die aangevoerde producten verwerken. Denk hierbij aan Duyvis (pinda`s), Bruynzeel (tropisch hout), Verkade (cacao), enz.
Transgressie
Een periode waarin de invloed van de zee in een kustgebied toeneemt. Er wordt dan zand en klei afgezet.
Trekschuit
Een boot die wordt voortgetrokken door een paard of soms ook een mens. Die loopt over een jaagpaden trekt de boot aan een touw.
Tuindorp
Stadsuitbreiding volgens een plan, waarbij in de woonwijk geen industrie meer werd geplaatst. Verder is er veel groen in de wijk aanwezig, wat voor 1920 zelden gebeurde.
Uitleggen van stad
Als een stad wordt uitgelegd, dan wordt die stad uitgebreid buiten de stadsmuur. Om de nieuwbouw kwam dan een nieuwe gracht met muur of wal. Deze term past bij de 17e eeuw tot aan ongeveer 1850 in Nederland.
Uitschuivende stad
Een uitschuivende stad is een verschijnsel waarbij een stad in de periode van ongeveer 1920 tot 1950 steeds verder uitbreid. Hierdoor worden de vlak bij de stad liggende dorpen opgeslokt en tot een wijk van deze stad.
Uitschuiving
Ook wel city-vorming. De woonfunctie van het centrum van de stad, de city, verdwijnt naar omliggende nieuwe wijken en wordt vervolgens ingenomen door diensten (kantoren en winkels). In algemenere zin betekent het het verschuiven van een functie in een bepaalde richting. Zo is de Rotterdamse haven in de loop der tijd steeds meer in de richting van de Noordzee verschoven.
Urbanisatie
Een migratiebeweging van bewoners van het platteland naar de stad. Het tegenovergestelde is suburbanisatie. Ook wel concentratieproces.
Urbanisatiegraad
Het percentage van de bevolking van een land, dat in stedelijke nederzettingen woont.
Veenpolder
Als een veengebied onder invloed van inklinking zover is gezakt dat het onder water dreigt te lopen, is het tijd om een dijk rond het gebied te leggen en te zorgen voor een goede afwatering. Een veenpolder ontstaat zo.
Verdichtingsnieuwbouw
Bij de verdichtingsnieuwbouw worden alle open plekken in een stad volgebouwd. Ook worden oude gebouwen opgeknapt of vervangen. Men noemt dit ook wel de compacte-stad-filosofie. Het is een verandering in het denken vanaf de begin jaren `80.
Verdringing
Bij verdringing duwt iets, iets anders weg. Bij city-vorming verdwijnt de woonfunctie uit het centrum, en wordt vervolgens de vrijgekomen ruimte door kantoren ingenomen.
Vergrijzing
Het percentage mensen met een leeftijd van boven de 65 jaar neemt toe ten opzichte van de andere leeftijdsgroepen.
Verkeersdoorbraken
Verkeersdoorbraken zijn grote ingrepen in het centrum van een stad om de verkeersafwikkeling beter te laten verlopen. Hiervoor worden soms grachten gedempt, huizen afgebroken, enz.
Verkeersligging
Hoe een bepaald gebied ligt ten opzichte van andere gebieden. Je kijkt dan of het beschikt over goede wegen, waterwegen, spoorlijnen of een vliegveld. Rotterdam heeft bijvoorbeeld een gunstige verkeersligging ten opzichte van het Ruhrgebied.
Verpaupering
Het verslechteren van de woonsituatie in de oude woonwijken. Steeds meer huizen verkrotten, er wordt niets meer aan herstel gedaan. Mensen met een wat hoger inkomen verdwijnen.
Versnippering
Een grote groep verdeelt zich over heel veel kleinere groepen. Tijdens de tweede suburbanisatiefase na 1961 gingen mensen uit de stad weg, maar ze trokken allemaal naar andere dorpen en kleine steden. Met het groeikernenbeleid probeerde de overheid deze versnippering tegen te gaan.
Verstedelijking
Een toenemende bevolkingsconcentratie, waarbij het aantal steden groeit en een steeds groter deel van de bevolking in steden woont.
Verstedelijkingsgraad
Ander woord voor verstedelijkingsgraad is de urbanisatiegraad. Het geeft aan hoeveel % van een bepaald gebied in stedelijke nederzettingen woont.
Verstedelijkingsnota
De Verstedelijkingsnota kwam uit in 1976. Uitgegeven door de Nederlandseoverheid. Hierin werd op basis van prognoses (voorspellingen) vooruit gekeken. Men beschreef daarin wat er de daarop volgende jaren moest gebeuren bijv. op het gebied van de huisvesting.
Vertrekoverschot
Als uit een gebied meer mensen vertrekken dan zich in dat gebied vestigen, spreken we van een vertrekoverschot.
Verval
Het minder worden. Als een bedrijfstak ik verval verkeert gaat het erg slecht ermee. Er worden mensen ontslagen en diverse bedrijven gaan failliet.
Verzorgingsgebied
Een gebied dat voor de voorzieningen op een bepaalde stad is aangewezen. Het kan ook gezien worden als het gebied tot waar mensen naar een bepaalde voorziening toereizen.
Vestigingsplaats
Een plek waar mensen zijn gaan wonen. Een permanente vestigingsplaats wordt nederzetting genoemd.
Villawijk
Rijke buurt, net buiten het centrum, langs de invalswegen van de stad. Hiertrokken de rijken van de stad heen. Een goed voorbeeld in Groningen is de Hereweg, waar tientallen kolossale villa`s staan. De Wijert-Zuid is een voorbeeld van een moderne villabuurt. In de volksmond heten deze wijken vaak `De Goudkust`.
Visuele vervuiling
Bij visuele vervuiling gaat het niet om tastbare vervuiling maar om iets waar je tegenaan moet kijken, bijvoorbeeld een fabriek of een hoogspanningsmast.
Vloerkleedprincipe
Het vloerkleedprincipe is een methode van `afval-verwerking` waarbij men het afval stort en er vervolgens een laag zand overheen brengt. Daar maakt men dan bijvoorbeeld weer een sportveld op. Hierbij kunnen problemen ontstaan door bodemvervuiling. Het in betonnen vaten dumpen van afval is zee is een ander voorbeeld.
Vuilverbranding
Huisvuil wordt verbrand omdat er geen ruimte is om het te storten. Deze methode wordt vooral in de Randstad toegepast.
Waterschap
Organisatie die de gemeenschappelijke waterbeheersing van een gebied tot zijn verantwoording heeft. Het zorgt voor de molens, de boezems, enz
waterscheiding
De grens tussen twee stroomgebieden. Meestal bestaat de waterscheiding uit een rij bergen of heuvels.
Weichselien
De laatste ijstijd die Nederland heeft gekend. Nederland werd niet door het ijs bedekt maar had te maken met grote stofstormen die op grote schaal dekzand en löss heeft neergelegd op de oudere grondlagen.
Welvaart
Het kunnen beschikken over voldoende financiële middelen om de eigen behoeftes te kunnen vervullen.
Wijkwinkelcentrum
In nieuw gebouwde wijken na de Tweede Wereldoorlog werd in de wijk ook een winkelcentrum gebouwd voor de dagelijkse boodschappen.
Witte Boordenstad
In een witte boordenstad werken naar verhouding veel mensen in een kantoor. Het zijn mensen die herkenbaar zijn aan hun nette pak met stropdas. Uiteraard gaat het hier om een generalisatie.
Woningbezetting
Het aantal mensen dat gemiddeld in een woning woont. Door verschillende oorzaken wonen er tegenwoordig minder mensen in een woning dan bijvoorbeeld voor de Tweede Wereldoorlog.
Woningdichtheid
Het aantal woningen per vierkante kilometer.
Woningwet
Wet uit 1921 die bepaalde dat stadsuitbreidingen alleen nog maar mochten plaatsvinden volgens plannen, die door het gemeentebestuur waren goedgekeurd.
Woonwensen
Wensen die mensen hebben ten aanzien van hun woning en de directe omgeving ervan. Men wil nu vaak een tuin, grote badkamer, meerdere slaapkamers, gezellige omgeving, winkels in de buurt, enz.
Zeehavenindustrie
Een industrie die sterk gebonden is aan diep vaarwater zoals in de Rijnmond (bij Rotterdam) en Ijmond (bij Amsterdam). Voorbeelden, aardolieindustrie en scheepsbouw.
zelfvoorzienend
Mensen die in alle opzichten voor hun eigen producten zorgen. Er is dus geen handel met andere gebieden. Als deze mensen aan landbouw doen, wordt dat zelfvoorzienende landbouw genoemd.
Zuidplaspolder
Droogmakerij nabij Gouda. Drooggemalen in 1839 met behulp van stoomgemalen.
Zuidvleugel
De Randstad bestaat uit twee stedelijke zones de Noord- en de Zuidvleugel. Tot deze zuidvleugel behoren o.a. Delft, Den Haag, Rotterdam en Dordrecht.
Zuigelingensterfte
Droogmakerij nabij Gouda. Drooggemalen in 1839 met behulp van stoomgemalen.
A-gemeente
Een zogenaamde plattelandsgemeente, volgens een indeling in mate van verstedelijking.
C-gemeente
Zogenaamde stedelijke gemeenten volgens de indeling naar mate van verstedelijking. Het zijn grote steden die alle kenmerken van stedelijke gebieden in zich hebben.
N.A.P.
Normaal Amsterdams Peil. Een denkbeeldig vlak in Nederland. Het ligt precies even hoog als de gemiddelde zomervloedstand van het IJ bij Amsterdam toen dit nog open water was. Het 0-punt van het NAP bevindt zich in de Stopera in Amsterdam.
V.A.M.
Grootste compostbedrijf in Nederland. Hier wordt huisvuil gescheiden in metalen, plastic en biologisch afval.