KNMI - Woordenlijst
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Meteorologie en Astronomie > Meteorologie
Datum & Land: 24/10/2014, NL offline
Woorden: 421
Noorwegen
Noorwegen kent in het zuiden en langs een groot deel van de kust een zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden, relatief zachte winters en gematig warme zomers. In de noordelijke helft is het klimaat subarctisch en in het uiterste noorden arctisch met zeer strenge winters en korte zomers. In het binnenland komen permanente gletsjers voor. In het noorden daalt de zon 's zomers niet onder de horizon maar 's winters is het er altijd schemerig. In het zuiden is het weer minder extreem, maar ook hier kan het 's winters flink vriezen en sneeuwen. Het warmste weer vindt u in de zomer in het zuiden waar het heel aangenaam kan zijn. 's Winters is het langs de kust het warmst onder de gunstige invloed van de warme Golfstroom. Hier regent het echter veel en waait het vaa...
Noorderlicht
Noorderlicht, ook wel poollicht genoemd, hangt samen met grote activiteit op de zon. Het meestal kleurrijke lichtspel ontstaat wanneer geladen deeltjes die vrijkomen bij uitbarstingen op de zon de aardse dampkring binnendringen. De zonnevlekken waar de uitbarstingen plaatsvinden moeten wel recht op de aarde gericht zijn. Alleen dan kunnen de vrijgekomen deeltjes in de buurt van de noord- en zuidpool de dampkring binnendringen en aanleiding geven tot noorderlicht.
Noordelijk halfrond
Het deel van de aarde dat ligt tussen de evenaar en de Noordpool. Ons land maakt dus deel uit van het noordelijk halfrond. Op het noordelijk halfrond is de wind niet noord, maar noordoost. De luchtstroming heeft als het ware een draaiing ondergaan naar rechts. Buys Ballot baseerde hierop zijn befaamde wet.
Normaal
Met normaal of het langjarig gemiddelde bedoelen meteorologen het weer gemiddeld over dertig jaar. Het klimaat is het karakteristieke weer voor een bepaalde plaats of gebied, bepaald uit het gemiddelde van bijvoorbeeld temperatuur, neerslag, zon en wind, over een groot aantal jaren. De Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) heeft standaardtijdvakken bepaald van 30 jaar, waarvoor de normalen of langjarige gemiddelden zijn berekend. Het KNMI beschouwt tot 2010 de gemiddelden over het tijdvak 1971-2000 als normaal, daarna wordt dat het tijdvak 1980-2010 enz.
Noord-Atlantische Oscillatie
(NAO) De Noord-Atlantische Oscillatie is een maatstaf voor het verschil in luchtdruk tussen de depressie bij IJsland en het hogedrukgebied bij de Azoren. Als de IJslanddepressie niet diep is en het Azorenhoog niet sterk, dan is het verschil in luchtdruk op de Atlantische Oceaan relatief klein en de NAO-index laag. Onder die omstandigheden is de straalstroom, een van west naar oost gerichte luchtstroming op zo'n tien kilometer hoogte, minder sterk. Slechtweergebieden en stormen, die veelal via de straalstroom naar West-Europa worden gevoerd, buigen dan naar zuiden af. Het gevolg is dat Noord-Europa relatief droog weer heeft, terwijl Zuid-Europa regen en wind krijgt. De NAO-index blijkt vooral in de wintermaanden van belang te zijn voor het weer in Europa.
NOAA-satelliet
De Amerikaanse weer- en klimaatorganisatie NOAA (North Oceanographic and Atmospheric Administration) exploïteert de NOAA-satellieten. Dat zijn polaire satellieten die een baan over de polen beschrijven. De NOAA, hoewel primair ontworpen voor monitoring van het weer, is zeer geschikt voor gedetailleerde observatie van land- en zeeoppervlakken. Het KNMI levert een aantal beeldproducten op basis van gegevens van de NOAA, zoals temperatuur en verontreinging in de Noordzee en de Europese kustwateren, ijsbedekking en vegetatie.
Noodweer
Heftige of extreme weersomstandigheden kunnen leiden tot grote overlast of gevaar. Het KNMI geeft dan een Weeralarm uit, een ernstige waarschuwing voor wat komen gaat. Voorbeelden van noodweer, waarvoor een Weeralarm wordt uitgegeven, zijn zware of zeer zware storm, orkaan, op grote schaal zeer zware windstoten van meer dan 100 km-uur, zwaar onweer, zware sneeuwval of een sneeuwstorm. Een Weeralarm wordt ook uitgeven wanneer ijzel op grote schaal aanleiding geeft tot gladheid.
Oceaan
Een grote wereldzee tussen de continenten, die meerdere kleine zeeen kan bevatten. De aarde telt er vijf: de Atlantische Oceaan, de Grote of Stille Oceaan, de Indische Oceaan, de Zuidelijke Oceaan en de Arctische Oceaan of Noordelijke IJszee. De oceanen bedekken liefst 67% van de aarde. De oceanen hebben een matigende invloed op het klimaat in kustgebieden, doordat de temperatuur avn het water langzamer verandert dan van het land en dus minder extreme schommelingen vertoont. Onderzoek naar de interactie tussen oceaan en atmosfeer is dan ook een belangrijk facet van klimaatonderzoek.
Occlusie
Een occlusie is het deel van het frontale systeem dat bestaat uit een koufront en een warmtefront, waar de koude lucht achter het koufront de warme lucht aan het aardoppervlak volledig heeft verdrongen. Het weer bij een occlusie wordt gekenemrkt door bewolking en neerslag. Het occlusiefront is de plaats waar het warmtefront het koufront inhaalt.
Oceaanstroming
Water is een efficiënte opslagplaats voor warmte en daardoor bevatten de oceanen veel meer energie dan de atmosfeer. De oceanen zijn dus een belangrijk onderdeel van de weermachine. Net zoals de atmosfeer door middel van wind warme lucht met koude lucht in evenwicht probeert te houden, stroomt koud water richting de warme oceaangedeeltes en andersom. Op het noordelijk halfrond zijn er twee oceaancirculaties die met de wijzers van de klok meegaan: in het noorden van de Noord Atlantische Oceaan en in het noorden van de Grote Oceaan.
OCO satelliet
Amerikaanse Orbitint Carbon Observatory (OCO) satelliet voor metingen van kooldioxide (CO2) vanuit de ruimte. CO2 is het belangrijkste broeikasgas en is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de recente opwarming in de atmosfeer. OCO maakt gebruik van zonlicht dat door de aarde wordt teruggekaatst. Hoe meer absorptie, hoe meer CO2 er is.
Onweer
Het ontstaan van onweer heeft te maken met de sterk stijgende en dalende luchtstromingen in grote buienwolken en de elektrische geladenheid van aarde en atmosfeer. Door de sterke luchtstromingen kunnen in de wolk concentraties van elektrische ladingen ontstaan. In onweerswolken stromen sterk stijgende warme lucht en sterk dalende koude lucht vlak langs elkaar met snelheden van maximaal 100 kilometer per uur. Met die stromingen worden ook elektrisch geladen deeltjes meegevoerd, waardoor de wolk als een enorme condensator wordt opgeladen. Daardoor worden ontladingen mogelijk tussen de wolk en andere wolken of tussen de wolk en de aarde wat leidt tot bliksem en donder.
Onstabiel
Wanneer het op enige hoogte in de atmosfeer veel kouder is dan aan het aardoppervlak, waardoor de temperatuurafname groter is dan gemiddeld (normaal is de afname ongeveer een graad per 100 meter stijging), wordt dat onstabiel genoemd. In onstabiele lucht komen sterke opwaartse luchtstromingen voor, ook wel thermiek genoemd. Zeker in tamelijk vochtige lucht kunnen daarin gemakkelijk stapelwolken (met bloemkoolachtige vormen) ontstaan die kunnen uitgroeien tot buien.
Onbestendig
Sterk wisselend of veranderlijk weertype ook wel onstandvastig genoemd. Met dit weerype hebben we vaak te maken als de straalstroom (een krachtig windveld op zo'n 10 kilometer hoogte) precies boven ons land waardoor depressies met regen en wind elkaar in hoog tempo opvolgen.
Ontbossing
Ontbossing waarbij op grote schaal bossen verdwijnen heeft invloed op het klimaat. Als bomen groeien nemen ze CO2 op uit de lucht. Als de bomen worden gekapt, komt deze CO2 weer grotendeels in de lucht terecht. Van de CO2 die de mens in de atmosfeer uitstoot is gemiddeld over het tijdvak 1750-2011 ongeveer 30% het gevolg van houtkap. Bossen vormen bovendien een waterbuffer en zorgen zo voor continuïteit in het grondwatergehalte. Daarnaast beschermen ze de bodem tegen erosie en temperen ze verschillen in temperatuur. Het verlies aan bossen leidt bovendien tot woestijnvorming.
Opvriezing
Bij een luchttemperatuur van net boven nul kan water op de bodem toch bevriezen. Vooral na een vorstperiode, wanneer de vorst nog in de grond zit, bevriest water en vocht op de wegen snel. Dit wordt ook wel opvriezing genoemd, een bijzonder verraderlijke vorm van gladheid die dus al bij temperaturen van net boven het vriespunt kan optreden
Orkaan
Orkaan is windkracht 12, de hoogste trap van de schaal van Beaufort. Van een orkaan is sprake als de windsnelheid gemiddeld over minstens 10 minuten 117 km per uur of meer is. Een orkaan is de gevaarlijkste storm die in ons land mogelijk is. Het is dan levensgevaarlijk en de schade is enorm. Het KNMI geeft in geval van een orkaan een Weeralarm uit waarin precies wordt aangegeven waar en wanneer de wind zijn hoogtepunt bereikt en hoe het verdere verloop van de storm is. Bovendien wordt vermeld wat de gevolgen zijn van de wind en hoe gevaarlijk de situatie is. Orkaankracht wordt in ons land zelden bereikt: sinds 1901 slechts op drie dagen en meestal alleen gedurende korte tijd.
Oudewijvenzomer
Een periode met mooi najaarsweer wordt in West-Europa ook wel oudewijvenzomer genoemd. Volgens klimatologen gaat het specifiek om warme dagen tussen 17 en 25 september, maar meestal worden ook andere warme periodes in het najaar zo genoemd. Oorspronkelijk komt het begrip uit de Noordse of Germaanse mythologie, waarin noodlotsgodinnen wevend of spinnend werden afgebeeld. Ze beeldden daarmee de menselijke levensdraden uit.
Overstroming
Langdurige en hevige regenval kan, vaak in combinatie met andere factoren zoals veel smeltwater of storm, overstromingen veroorzaken. De grond raakt verzadigd, dijken breken door, rivieren treden buiten hun oevers. Overstromingen zijn van alle tijden en hangen niet alleen samen met weersomstandigheden. Een overstroming kan door veel factoren ontstaan.
Ozon
Ozon is een gas dat van nature in zeer kleine hoeveelheden in de lucht voorkomt. Ongeveer één op een miljoen luchtdeeltjes is een ozondeeltje. Ozon is een vorm van zuurstof. Het kan ontstaan door de inwerking van ultraviolet zonlicht op zuurstof. Het meeste ozon bevindt zich in de ozonlaag. Hier maakt ozon zich nuttig door het ultraviolette zonlicht (gedeeltelijk) tegen te houden. Een klein deel van de ozon bevind zich in de lagere luchtlagen. Hier is het ozon een broeikasgas. Ook is het chemisch erg (re)actief en speelt een rol bij het opruimen van allerlei verontreinigingen. Een laag lucht met veel ozon vlak bij de grond wordt wel een (zomer-)smoglaag genoemd.
Ozone Monitoring Instrument
(OMI) Ozone Monitoring Instrument (OMI) is de benaming van een ozonmeter gebouwd onder leiding van de Nederlandse Ruimteorganisatie NIVR door Dutch Space, TNO-TPD en de Finse industrie. Het KNMI heeft de wetenschappelijke leiding en heeft de operationale verantwoordelijkheid voor het aansturen van het instrument en de verwerking van de gegevens. Het instrument, dat in de zomer van 2004 is gelanceerd, bevindt zich aan boord van de satelliet EOS-AURA van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA. OMI is het eerste ozonmeetinstrument in de wereld dat de volledige atmosfeer zeer gedetailleerd en binnen een dag in kaart brengt. Hiermee kan de onder meer de luchtvervuiling op kleine schaal, zelfs voor steden apart, worden gemeten.
Ozonlaag
Tussen ongeveer 15 en 30 kilometer hoogte bevindt zich het meeste ozon en dat deel van de atmosfeer wordt daarom ook wel de ozonlaag genoemd. De ozonlaag neemt een belangrijk deel van de voor het leven schadelijke ultraviolette straling van de zon op. De dikte van de ozonlaag is vooral sinds de jaren tachtig afgenomen. Boven de Zuidpool is steeds in het voorjaar enige tijd ruim de helft van het ozon verdwenen. Ook boven onze streken is de ozonlaag dunner geworden. Ook hier is deze ozonafname het grootst in het voorjaar, terwijl in de herfst nauwelijks minder is gemeten.
Ozongat
De laatste jaren vormt zich jaarlijks boven de Zuidpool in de lente (bij ons is het dan herfst) een ozon'gat'. Het ontstaat in september, als de winter op de Zuidpool ten einde loopt. In het gat in de ozonlaag is zeker de helft van de ozon uit de ozonlaag, tussen 10 tot 40 kilometer hoogte, afgebroken door menselijke invloeden. Het tekort aan ozon ontstaat door een combinatie van factoren waarbij verbindingen met chloor, extreem lage temperaturen op grote hoogte en de lage zonnestand een grote rol spelen. Het gat in de ozonlaag is in de jaren tachtig ontstaan en in 1985 ontdekt.
Paasdatum
De regels voor het berekenen van de paasdatum werden al in 325 vastgesteld (Concilie van Nicea). Eerst werden ze op verschillende manieren toegepast. In het Rome van 525 werden tabellen gemaakt, waardoor de uiterste paasdata tussen 22 maart en 25 april kwamen te liggen. In de Middeleeuwen bemerkte men echter dat de berekende paasdata steeds meer gingen afwijken van de hemelverschijnselen die eraan ten grondslag liggen. Zo begon de astronomische lente (gebaseerd op de positie van de aarde ten opzichte van de zon) steeds vroeger, in de 16e eeuw al op 11 maart. De hervorming van de christelijke kalender door Paus Gregorius XIII in 1582 moest een oplossing bieden. Eerst liet men tien dagen weg zodat het begin van de astronomische lente weer rond 21 maart viel. Een kleine wijziging van de schri...
Paasvuur
In het oosten van het land, Duitsland en Denemarken worden traditiegetrouw paasvuren onstoken. De rook van de vreugdevuren kan bij oostenwind en een rustige stabiele atmosfeer in heel Nederland voor overlast zorgen. Meteoroloog Jacob Kuiper fotografeerde de smog van de paasvuren van 27 maart 2005 in De Bilt. De kleur van de rook die in dichtheid wisselde was in de echt blauw, wat typisch duidt op rook en veel minder op nevel, dat grijzer is. In de loop van de dag, wanneer de koude lucht in de onderste kilometers geleidelijk wordt opgewarmd, komt er beweging in de atmosfeer en verdwijnt de rook.
Parhelische kring
Een melkwitte kring door de zon met het zenit als middelpunt. Dit lichtverschijnsel hoort tot de halo's, optische verschijnselen die ontstaan door breking van licht in ijskristallen. Er bestaat een grote verscheidenheid aan halo's doordat ijskristallen op veel verschillende manieren kunnen breken. De meest voorkomende halo's zijn de kleine kring, een kring op 22 graden rond zon of maan soms met raakbogen en bijzonnen, heldere vlekken op 22 graden ter weerszijden van de zon. Daarnaast onderscheiden we de grote kring op 46 graden van de zon, de circumzenitale boog, een omgekeerde boog op 46 graden boven de zon en zuilen boven en onder de zon. De parhelische kring staat in tegenstelling tot andere halo's evenwijdig aan de horizon. Bovendien maakt de zon deel uit v...
Paardenbreedten
Gebied met windstilte of weinig wind bij de subtropisch hogedrukgebieden rond 30 graden Noorderbreedte en 30 graden Zuiderbreedte. Ook wel horse latitudes (Paardenbreedten) of doldrums genoemd. De naam paardenbreedten is afgeleid van de ontdekker, de Britse scheepsofficier en ontdekkingsreiziger Sir James Ross (1800-1862). Een Duits geograaf las de naam Ross-latitudes en vertaalde het woordje Ross (Duits voor paard) in Pferdenbreidten. Die naam is een eigen leven gaan leiden en zijn er allerlei fabels aan verboden. In de Encyclopedia Britannica wordt de naam paardenbreedten in verband gebracht met zeelieden die in de stiltegordels drinkwater wilden besparen en daarom hun paarden overboord gooiden.(Bron: Hugo Poppe, Weerwijzertjes, over wolken, weer en wind, Brugge, String, 1991). Zie ook d...
Parelmoerwolk
Parelmoerwolken, ook wel Polaire Startosfeer Wolken genoemd, kunnen ontstaan in de ozonlaag, op meer dan 12 kilometer hoogte in de stratosfeer bij extreem lage temperaturen onder -80 graden. Het zijn betrekkelijk kleine wolkenpartijen met prachtige kleuren, die ontstaan door reflectie van zonlicht in de kleine ijskristalletjes waar deze wolken uit ontstaan. In Nederland zijn ze heel zelden te zien en alleen enige tijd na zonsondergang of vóór zonsopkomst wanneer de wolken op grote hoogte nog door de zon worden beschenen. Ze worden het vaakst gezien in gebieden waar het hoog in de atmosfeer extreem koud is zoals de Zuidpool en landen als Groenland en Noorwegen. Ook in ons land zijn ze soms te zien wanneer een zeer koud gebied in de ozonlaag passeert.
Passaat
Hardnekkige winden bij de evenaar die ontstaan door temperatuurverschillen tussen subtropen en evenaar en de draaiing van de aarde (Corioliskracht). Ten noorden van de evenaar waait de noordoostpassaat, ten zuiden daarvan de zuidoostpassaat. De passaatwinden (afgeleid van het Spaanse woord Pasar) waaien op 500 tot 2000 meter hoogte met een gemiddelde snelheid van 20 tot 40 km-uur, de zuidoostpassat iets meer.
Perihelium
Het punt van de ellipsvormige baan van de aarde, een andere planeet, planteoïde of komeet dat het dichtst bij de Zon ligt. In het perihelium, op 3 januari, midden in de winter dus staat de aarde dus het dichts bij de zon. In het aphelium staat de aarde het verst van de Zon.
Platentektoniek
Grootschalig geologisch verschijnsel waarbij delen van de aardkorst, platen genaamd, ten opzichte van elkaar verschuiven. De platen kunnen een dikte hebben tot 200 km. De snelheid waarmee de platen verschuiven is in de orde van centimeters per jaar. Bij het uit elkaar schuiven van platen ontstaat nieuwe oceanische korst. Dit is het geval bij een langgerekte onderzeese vulkanische bergketen in het midden van de Atlantische Oceaan, de Mid-Atlantische Rug geheten. Bij het tegen elkaar schuiven ontstaan gebergten. Bij het botsen van India tegen Azië is het hoogste gebergte ter wereld ontstaan, de Himalaya, met toppen van meer dan 8000 meter hoogte. Ook kan een oceanische plaat onder een andere plaat wegduiken. Dit verschijnsel heet subductie. Bij het wegduiken van de pacifische plaat onder de...
Poolsneeuw
Bij rustig weer en zeer lage temperaturen van meer dan 8 graden onder nul kan er zelfs bij een wolkenloze of vrijwel onbewolkte hemel sneeuw vallen, poolsneeuw genaamd. De ijsnaaldjes of ijsplaatjes schitteren zilverkleurig in het zonlicht en kunnen bijzondere haloverschijnselen vertonen. Deze vorm van neerslag komt in de poolstreken veelvuldig voor, in ons land zelden en alleen bij extreme kou. Vermoedelijk ontstaat poolsneeuw als waterdamp uit hogere warme lagen door luchtstromingen dichter bij het aardoppervlak komt, waar zich een koude, winterse inversie heeft gevormd. De kristalletjes zijn naaldjes of plaatjes en nooit sterretjes, meestal slechts enkele tienden van een millimeter groot, zuiver symetrisch en sierlijk opgebouwd.
Pooljaar
In 1873 vond in Wenen een internationaal meteorologisch congres plaats waar de Internationale Meteorologische Organisatie (IMO) het initiatief nam tot het Internationaal Pooljaar dat in 1882-1883 plaatsvond. Doelstelling was het organiseren van wetenschappelijk onderzoek in de poolstreken. Het KNMI was nauw betrokken op de inrichting de tijdelijke meetstations voor aardmagnetische en aërologische waarnemingen, drie in het Zuidpoolgebied en acht in het Noordpoolgebied. Directeur G. van Dijk van de afdeling Aardmagnetisme en Seismologie van het KNMI vertegenwoordigde Nederland in de Internationale Commissie voor het Pooljaar. Het grote succes vroeg om een vervolg en in 1932-1933 vond het tweede Internationale Pooljaar plaats met talloze vaste en tijdelijke meetstations voor aardmagnetis...
Poollicht
Poollicht, ook wel noorderlicht genoemd, hangt samen met grote activiteit op de zon. Het meestal kleurrijke lichtspel ontstaat wanneer geladen deeltjes die vrijkomen bij uitbarstingen op de zon, de aardse dampkring binnendringen. De zonnevlekken waar vaak zonne-uitbarstingen plaatsvinden moeten wel recht op de aarde gericht zijn. Alleen dan kunnen de vrijgekomen deeltjes de buurt van de noord- en zuidpool van de aardede dampkring binnendringen en aanleiding geven tot noorderlicht
Poolstreken
De gebieden rond de Noordpool (Arctica) en rond de Zuidpool (Antarctica) worden de poolstreken genoemd. De gebieden binnen de poolcirkels worden de poolgebieden genoemd. De gebieden bestaan uit grote ijskappen: Antarctica bevat ongeveer 95% van alle ijs op de aarde. IJs is van belang voor het klimaat: wit ijs weerkaatst zonlicht dat de aarde anders zou verwarmen. In het ijskoude klimaat op Antarctica zal een enkel graadje warmer niet meteen tot een grootschalige afsmelting leiden, mogelijk verdwijnt er wel een beetje ijs aan de randen. Ook het langzaam afsmelten van ijskappen kan echter al een aanzienlijke stijging van de zeespiegel tot gevolg hebben.
Polaire stratosfeerwolken
Ook op grote hoogte in de stratosfeer kan bewolking voorkomen, zogenoemde polaire stratosfeerwolken (PSC) en de kleurrijke parelmoerwolken. Beide wolkensoorten bestaan uit ijskristallen. Bij parelmoerwolken worden de ijskristallen snel gevormd nadat de lucht over een bergrug gestroomd is. Polaire stratosfeerwolken zijn zeer grote ijle wolken die zich kunnen vormen boven de poolstreken. Ook in Nederland komen ze regelmatig voor als de lucht op 20-22 kilometer hoogte zeer koud is. Ze zijn echter moeilijk te herkennen omdat ze zo ijl zijn, en omdat ze zelf geen opvallende kleur hebben.
Polair
Polair betekent afkomstig uit de poolstreken, maar de lucht komt niet rechtsreeks van de pool vandaan. Het brongebied van polaire lucht ligt op de gematigde breedten, tussen de 40e breedtegraad en de poolcirkel. Onderscheid wordt gemaakt tussen continentaal polaire lucht (cPL), droge vrieslucht uit Rusland en Siberië en maritiem poliare lucht (mPL) die ons land bereikt vanaf de Atlantische Oceaan. Die lucht is vochtig met vrij normale tot iets boven normale temperaturen als het brongebied van de lucht zuidelijk van ons ligt.
Polar low
In het winterhalfjaar kan een koude noordenwind sneeuwbuien naar ons land voeren. Soms groeperen de buien zich en sneeuwt het enige tijd. Vooral wanneer in de noordelijke stroming een lagedrukgebiedje meetrekt, een -œpolar low- genaamd, kan er een dik pak sneeuw vallen. Dergelijke sneeuwstoringen kunnen verrassend uitpakken niet alleen met zware sneeuwval maar ook met windstoten. Het KNMI geeft bij sneeuw en windstoten extra waarschuwingen uit. Wanneer het extreem wordt met op grote schaal, ter grootte van minstens een provincie, zeker 5,5 cm sneeuw waarvan meer dan 5 cm sneeuw binnen een uur valt of zeer zware windstoten van meer dan 100 km-uur gaat een Weeralarm uit.
Psychrometer
Instrument waarmee de vochtigheid van de lucht word gemeten. Een psychrometer bestaat uit twee thermometers, waarvan het vloeistofreservoir van één van de thermometers met een vochtig lapje of kousje nat wordt gehouden. De natte-bolthermometer wijst meestal lager aan dan de droge thermometer, omdat het water van het kousje verdampt. De hiervoor benodigde warmte is een maat voor de vochtigheidsgraad. Hoe droger de lucht hoe groter het temperatuurverschil tussen de natte en de droge thermometer. Uit een tabel of grafiek kan op grond van de gemeten temperatuurverschillen de vochtigheid worden afgelezen.
Pyranometer
Een pyranometer meet de totale hoeveelheid globale straling van de zon. Het instrument is uitgerust met een sensor. Een half glazen bolletje dient als kapje om de sensor tegen vocht en neerslag te beschermen. De pyranometer meet de globale straling in Joules per vierkante meter. Hieruit wordt de duur van de zonneschijn berekend. Op aanraden van de Wereld Meteorologische Organisatie, die meteorologische instituten adviseert over de manier van meten, is het KNMI in 1992 overgegaan op deze methode.
Radiosonde
Twee keer per dag worden vanaf het waarneemterrein van het KNMI in De Bilt weerballonen opgelaten. Het doel van deze met helium gevulde ballonnen is de metingen bij het aardoppervlak aan te vullen met gegevens van de bovenlucht. De resultaten worden radiografisch naar De Bilt gestuurd, vandaar dat weerballonnen ook wel radiosondes worden genoemd. De sonde bereikt doorgaans een hoogte tussen 20 en 30 kilometer. Tijdens de vlucht, die één tot twee uur duurt, worden metingen verricht van temperatuur, luchtvochtigheid en luchtdruk. Uit de positie van de sonde worden windrichting en -snelheid berekend.
Regen
Vorm van neerslag waarbij waterdruppels uit een wolk vallen. Als de temperatuur van de wolk en de lucht onder de wolk boven nul is bestaat de wolk geheel uit water. Door botsing van waterdruppeltjes kunnen de druppels verder aangroeien. Voor één regendruppel zijn miljoenen kleine wolkendruppeltjes nodig. Pas als de druppels groot genoeg zijn geworden vallen ze uit de wolk en regent het. In een buienwolk die tot grote hoogte in de atmosfeer reikt waar het vriest bevinden zich naast druppels ook ijskristalletjes en onderkoelde waterdruppeltjes. De ijskristallen kunnen dan aangroeien door water van (onderkoelde) wolkendruppels te onttrekken (proces Wagener-Bergeron). Daardoor ontstaan grotere neerslagdeeltjes en regent of sneeuwt het uit een bui meestal harder.
Regio
Het HIRLAM-weermodel berekent tot 48 uur vooruit de situatie van de atmosfeer boven Nederland en wijde omgeving. Voor diverse weerelementen worden de uitkomsten daarvan weergegeven in grafieken, zogenaamde tijdreeksen, ingedeeld naar regio's in het land. De regionale verwachtingen zijn op internet alleen beschikbaar wanneer een Weeralarm van kracht is. De regio's zijn noord, noordwest, midden, oost, zuidoost, zuid en zuidwest.
Record
De laatste jaren worden er in ons land veel records bijgeschreven, vooral warmterecords. Veranderingen in extremen zijn een belangrijk punt van aandacht voor klimaatonderzoekers. Records kunnen voor elke datum worden vastgesteld, maar door het grillige verloop van het weer kan bijvoorbeeld een recordhoge of lage temperatuur op een bepaalde dag geen record zijn als die waarde toevallig een dag eerder of later was gemeten. Om een record op een zinvolle manier vast te stellen wordt gekeken naar alle uiterste temperaturen van minstens tien dagen rond de bewuste datum. Het KNMI vermeldt temperatuurrecords meestal pas als de waarden in een bepaalde decade, maand of over een nog langere periode worden overtroffen.
Regenmeter
De hoeveelheid neerslag wordt gemeten met een regenmeter, een trechtervormig instrument, waarmee de neerslag in een verzamelbak wordt opgevangen. De hoeveelheid regenwater wordt uitgedrukt in millimeters. Eén millimeter regen komt overeen met één liter water op een oppervlakte van één vierkante meter. Valt de neerslag in vaste vorm, bijvoorbeeld als sneeuw of ijzel, dan wordt de neerslag door een verwarmingselement in de regenmeter gesmolten. Eén millimeter smeltwater is te vergelijken met een sneeuwhoogte van één centimeter.
Relatieve vochtigheid
Lucht kan een beperkte hoeveelheid vocht bevatten die afhangt van de temperatuur. De relatieve vochtigheid is de verhouding tussen de in de lucht aanwezige hoeveelheid waterdamp en de, bij de heersende temperatuur maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp. Een waarde van 100% wijst op een maximale hoeveelheid waterdamp: de lucht is dan verzadigd. Bij een relatieve vochtigheid van 50% bevat de lucht bij de heersende temperatuur de helft van de maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp. De relatieve vochtigheid vertoont een duidelijke dagelijkse gang. De laagste waarden komen overdag voor bij de hoogste temperatuur omdat lucht dan de grootste hoeveelheid waterdamp kan bevatten. In ons land ligt de relatieve vochtigheid midden op de dag gewoonlijk tussen 60 en 90%. In het voorjaar en de zomer w...
Rijp
Rijp (frost in het engels) is een witte aanslag die zich bij temperaturen onder nul afzet op gras, struiken en voorwerpen als daken, hekken en auto's. Rijp ontstaat uit mist en dauw: bij vorst gaat de waterdamp direct over in ijskristalletjes, die als een fraaie witte aanslag zichtbaar worden. Dit proces wordt sublimatie genoemd. Rijp kan ook ontstaan doordat de waterdamp bij afkoeling eerst als dauw neerslaat en daarna bevriest. De mate van groei van ijskristallen is onder andere afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid waterdamp, vorm, ondergrond en hoe lang de aangroei duurt.
Rijm
IJsafzetting die zeer snel optreedt en groot gevaren met zich mee kan brengen. Bij het onstaan van rijm speelt onderkoeld, vloeibaar water een rol. Druppelgrootte en wind zijn de belangrijkste factoren bij aangroei van de vaste ijslaag.
Richter, Charles Francis
In 1935 ontwierp de Amerikaanse seismoloog Charles Richter zijn magnitudeschaal. Deze is gebaseerd op de sterkte van de trillingen, zoals die gemeten wordt op het seismogram. De magnitude (de sterkte uitgedrukt in eenheden op de schaal van Richter) wordt berekend aan de hand van de grootte van de uitslagen van de registratie van de aardbeving. De seismoloog past hierop correcties toe om de invloed van de afstand tussen epicentrum en seismisch station in rekening te brengen. Met het toenemen van de afgelegde afstand verliezen de seismische golven door geometrische spreiding en absorptie namelijk een deel van hun trillingsamplitude. De schaal van Richter is logaritmisch. Dit betekent dat een tien keer grotere uitslag op het seismogram overeenkomt met een toename van één magnitude-eenheid.
Rolwolk
Zware onweersbuien worden soms voorafgegaan door rolwolken. In de meteorologie wordt zulke bijzondere wolkenvormen ook wel arcus (boogwolk) of shelfcloud (boekenplankenwolk) genoemd. De angstaanjagende rolwolk ontstaat wanneer koudere lucht die met de onweersbui meekomt in aanraking komt met veel warmer lucht aan het aardoppervlak. In de lucht kan dan een wolkenrol onstaan die er zeer onheilspellend uitziet.
Rook
Kleine deeltjes die in de lucht zweven en afkomstig zijn van verbranding. Dat hoeven niet alleen fijne vaste deeltjes te zijn maar rook kan ook bestaan uit een zichtbaar mengsel van gassen en dampen. De verspreiding van de rook hangt nauw samen met de weersomstandigheden, zoals wind en temperatuurverdeling in de atmosfeer. Meteorologen en onderzoekers kunnen de verspreiding van rook en verontreiniging berekenen met behulp van een trajectoriënmodel. Rook kan enorme afstanden afleggen: uit satellietmetingen blijkt dat rook afkomstig van veenbranden in Rusland zelfs ons land kan bereiken en hier het zicht kan beperken.
Ruimende wind
Ruimen betekent een draaiing van de wind in dezelfde richting als de wijzers van de klok. Als de wind draait in tegengestelde richting wordt dat krimpen genoemd. Een ruimende wind hangt meestal samen met een stijging van de luchtdruk en een naderend hogedrukgebied. Het weer wordt er dan vaak beter op. De benaming is afkomstig uit de zeilwereld.
Ruige rijp
Ruige rijp is een bijzondere vorm van rijp waarbij de onderkoelde waterdruppeltjes van mist bij temperaturen onder nul pas bevriezen als ze in aanraking komen met voorwerpen. De druppeltjes kunnen door de wind in beweging komen. Vooral als mist en vorst zich lang weten te handhaven groeit de rijplaag flink aan en dat in een richting tegen de wind in. Ruige rijp komt minder vaak voor dan rijp maar wel op uitgebreidere schaal. Het kan de natuur omtoveren in een sprookjespark. De keerzijde van de medaille is de gladheid die rijp en ruige rijp kunnen veroorzaken. In weerberichten en waarschwuingen wordt dan gesproken van gladheid door aanvriezende mist.
Satelliet
De eerste weersatelliet werd in 1960 gelanceerd. Sindsdien is de satelliet een van de belangsrijkste hulpmiddelen geworden in de meteorologie, zowel voor de dagelijkse weerberichten als voor onderzoek. De satellieten leveren niet alleen wolkenbeelden maar ook gegevens over infraroordstraling waaruit temperatuur en vochtigheid wordt afgeleid. Satellieten zorgen ook voor gegevens van straling, wind, golfhoogtes, golfpatronen, zeestromingen, ijskappen en nog veel meer. Onderscheid wordt gemaakt tussen satellieten die op een vast punt ten opzichte van de aarde staan, de geostationaire satellieten en satellieten die een cirkelvormige baan over de polen beschrijven, de polaire satellieten. De geostationaire, zoals de serie Meteosat-satellieten kunnen door hun vaste positie veel vaker op...
Saharastof
Het zand dat stormen in de Sahara in de lucht brengen kan door de wind op grote hoogte in de atmosfeer afstanden afleggen van duizenden kilometers. Onderweg komt het stof dan meestal met regen omlaag, zodat het uiteindelijk op het aardoppervlak terechtkomt. Met een zuidelijke wind kan het zand uit de Sahara ook ons land bereiken. Vooral na een licht buitje vinden we het vaak roodbruin gekleurde saharastof terug op voorwerpen als auto's, daken en tuinmeubilair. Bij zwaardere regen spoelt het zand weg en is er vaak niets meer te zien. In de landen rond de Middellandse Zee valt herhaaldelijk saharazand uit de lucht en ook de Canarische Eilanden hebben er vaak mee te maken. Soms steekt het zand uit de Sahara zelfs de Atlantische Oceaan over en kan het zelfs in Florida tere...
Scheepvaart
Het KNMI heeft al vrij snel na zijn oprichting in 1854 waarschuwingen voor de scheepvaar gemaakt. In 1864 werd de Wind- en Stormwaarschuwingsdienst opgericht. Later kwamen daar windverwachtingen bij. Deze verwachtingen en waarschuwingen worden gemaakt voor de kustwateren en de ruime binnenwateren. Voor de kustwateren worden aparte waarschuwingen gegeven voor vijf districten: Vlissingen, Hoek van Holland, IJmuiden, Texel en Rottum. De ruime binnenwateren bevatten vijf districten: Zierikzee, Marken, IJsselmeer, Harlingen en Delfzijl. Bij gevaarlijk weer, zoals zware windstoten, wordt de watersport en de binnenvaart extra gewaarschuwd. Ook het weeralarm, uitgegeven bij verwacht extreem weer geldt voor deze gebruikers. Ook maakt het KNMI verwachtingen voor golfhoogtes langs de Nederlandse kus...
Schaal van Richter
In 1935 ontwierp de Amerikaanse seismoloog Charles Richter zijn magnitudeschaal. Deze is gebaseerd op de sterkte van de trillingen, zoals die gemeten wordt op het seismogram. De magnitude (de sterkte uitgedrukt in eenheden op de schaal van Richter) wordt berekend aan de hand van de grootte van de uitslagen van de registratie van de aardbeving. De seismoloog past hierop correcties toe om de invloed van de afstand tussen epicentrum en seismisch station in rekening te brengen. Met het toenemen van de afgelegde afstand verliezen de seismische golven door geometrische spreiding en absorptie namelijk een deel van hun trillingsamplitude. De schaal van Richter is logaritmisch. Dit betekent dat een tien keer grotere uitslag op het seismogram overeenkomt met een toename van één magnitude-eenheid.
Schaapscheerderskou
De schaapscheerderskou is de benaming voor een periode van koel en bewolkt weer in juni, officieel tussen 18 en 24 juni. Dergelijke weersomslagen, waarbij de warme zon verdwijnt achter een grijs wolkendek en de temperatuur flink daalt, zijn karakteristiek voor het voorjaar. Ze hebben te maken met het nog koude water van de zee, in ons geval dus van de Noordzee. Zodra de wind van zee gaat waaien vervangt koele zeelucht plaats de (zomerse) warmte in het binnenland. Schaapscheerders maakten gebruik van deze periode met bewolking zodat ze hun schapen niet in de felle zon hoefden te scheren.
Scheepswaarnemingen
Meteorologische waarnemingen op zee zijn van groot belang voor weersverwachtingen en klimaatonderzoek. KNMI-oprichter en meteoroloog Buys Ballot heeft in de 19e eeuw het verrichten van waarnemingen aan boord van schepen sterk gestimuleerd. Satellieten, weerboeien en vliegtuigen bieden tegenwoordig veel gegevens van het weer boven zee. Op de oceaan zijn inmiddels meer dan 500 zwevende boeien operationeel. Daarnaast zijn waarnemingen aan boord van schepen nog steeds onmisbaar. Vandaag de dag worden op uurlijkse of zesuurlijkse basis iedere dag ruim 40.000 scheepswaarnemingen uit 14 landen over de wereld uitgewisseld. De gegevens worden niet meer in scheepsjournalen geschreven, maar direct in de computer ingevoerd en via een telecommunicatienetwerk verspreid.
Schaal van Mercalli
In 1902 introduceerde de Italiaan Giuseppe Mercalli een schaal waarmee de heftigheid (intensiteit) van de trillingen van een aardbeving kon worden weergegeven. De schaal van Mercalli is een indeling in beschrijvende vorm van de gevolgen die aan het aardoppervlak zijn opgetreden. De intensiteit is dus een aanduiding voor wat er op een bepaalde plaats wordt waargenomen en beschrijft hiermee wat de effecten zijn op bijvoorbeeld mensen, voorwerpen, gebouwen en het landschap. De schaal van Mercalli is verdeeld in 12 delen, aangegeven met Romeinse cijfers, lopend van I: -œniet gevoeld, slechts door instrumenten geregistreerd- tot XII: -œbuitengewoon catastrofaal-. De intensiteit wordt groter naarmate je dichter bij het epicentrum komt.
Schemering
Schemering is een verschijnsel waarbij zonlicht door de atmosfeer van de aarde zodanig wordt verstrooid dat- hoewel de zon onder de horizon is- de heml nog een beetje wordt verlicht. Het verschijnsel doet zich iedere dag voor kort voor zonsopgang en kort na zonsondergang. Sterrenkundigen maken onderscheid tussen burgerlijke, nautische en astronomische schemering.
Schraal
Het KNMI spreekt van "schraal weer", wanneer het koud is voor de tijd van het jaar (temperatuur onder 10 graden) en er met veel wind (windkracht 4 of meer) uit noordoost of oost erg droge lucht (relatieve vochtigheid minder dan 40%) wordt aangevoerd, die een lange weg over land heeft afgelegd.
Schaal van Beaufort
De Ierse Sir Francis Beaufort (1774-1857) introduceerde in 1838 een schaal om de windkracht te kunnen bepalen en benoemen. Hij baseerde zijn indeling op de zeilvoering van een groot schip onder de winddruk van een zwakke bries, storm of orkaan. Pas in 1873 werd de schaal van Beaufort internationaal aanvaard en daarna verder uitgebreid. Tegenwoordig is de schaal van Beaufort een uitgebreide dertiendelige schaal voor de windjkracht gemiddeld over tien minuten met omschrijvingen van de gevolgen van wind op zee en boven land.
Schrikkeljaar
Schrikkelen betekent overslaan. In onze tijdrekening is een schrikkeljaar een jaar dat met een dag verlengd is. Elk vierde jaar is een schrikkeljaar behalve de eeuwjaren, tenzij ze deelbaar zijn door 400. Paus Gregorius XIII besloot dat in 1582; om de kalender in de pas te laten lopen met de Zon stelde hij dat jaartallen deelbaar door 100 geen schrikkeljaren zijn, tenzij ze ook deelbaar zijn door 400. Dit betekent dat 1700, 1800 en 1900 geen schrikkeljaren waren, maar 1600 en 2000 waren dat wel! Eigenlijk zijn het kunstmatige ingrepen om de werkelijke duur van een jaar, net iets meer is dan 365 dagen, na verloop van tijd te corrigeren. Een (zonne)jaar is gedefinieerd als de tijd die de aarde nodig heeft om rond de zon te draaien. De aarde draait in 365 dagen, 5 uren, 48 minuten en 45,181...
Scatterometer
De windinformatie betreft gemiddelden over een gebied van 25 tot 100 km, afhankelijk van het instrument en de verwerking van de gegevens. Lokale maximale snelheden in stormen en cyclonen zijn vaak een factor twee groter dan de gemeten gebiedsgemiddelde waarden. De scatterometer is ook van nut boven land en zeeijs, waar het respectievelijk bodemvocht en de ijsconditie bepaald.
Seismogram
Bij een beving registreert de meter de beweging van de bodem. De beweging wordt omgezet in een elektrisch stroompje. Het stroompje kan een pen aansturen of een foto afdruk maken of een digitale registratie met een computer maken. Wanneer een dergelijke registratie op een tijd-as wordt afgezet, ontstaat er een seismogram.
Seismometer
Een seismometer of seismograaf is een instrument om de trillingen van de aarde te registreren. Het bestaat meestal uit een set van drie seismometers: een voor de verticale beweging en twee voor de horizontale bewegingen. De meter voor de verticale beweging bestaat uit een gewicht dat aan een veer is opgehangen. De meter voor de horizontale is een slinger. Vergelijkbaar met een deur die iets uit het lood hangt. Na een beweging zal de massa weer terugkeren in zijn oorspronkelijke evenwichtsstand.
Seismologie
Seismologie is de studie van aardbevingen. De naam is afgeleid van het Griekse woord 'seismos', wat schudding of trilling betekent. Kennis over de processen die een rol spelen bij aardbevingen kunnen geen aardbevingen voorkomen, maar kunnen wel bijdragen om beter voorbereid te zijn op de schokken en trillingen. Naast het maatschappelijke leed, gaat er achter de belangstelling naar aardbevingen ook een interessante wetenschap schuil. De opgedane kennis heeft ons al veel geleerd over het binnenste van de aarde; een gebied meer ondoordringbaar dan de kosmos. Dankzij aardbevingen kunnen we ons een idee vormen van de opbouw van onze planeet en tot conclusies komen over haar ontstaansgeschiedenis.
Seizoenen
De indeling in lente, zomer, herfst en winter is gebaseerd op de positie van de aarde ten opzichte van de zon. De zon is de belangrijkste warmtebron voor aarde en atmosfeer, maar verwarmt de aarde niet gelijkmatig. Bovendien verandert de temperatuur op veel plaatsen van maand tot maand, wat leidt tot de verschillende seizoenen. De seizoensverschillen vinden hun oorzaak in de schuine stand van de as waar de aarde om draait. Hierdoor komt de zon op het noordelijk halfrond (waar ook Nederland ligt) in de zomer hoger boven de horizon dan in de winter en schijnt daardoor in de zomer langer dan in de winter. De meteorologische seizoenen beginnen, om de klimatologische berekeningen eenvoudig en uniform te houden, steeds op de eerste van de maand, december, maart, juni en september. De astronomisc...
Seiches
Seiches zijn golven in halfgesloten havenbekkens. De benaming is afgeleid van halingen, oud-Nederlands voor lange staande golven. Seiches hebben een periode van 10 minuten tot omstreeks 2 uur en een golflengte van enkele tientallen kilometers. In Nederland komen ze voor in de havens van IJmuiden en Rotterdam. Seiches ontstaan door een opslinger reactie van de haven op inkomende lange golven. Deze inkomende golven hebben op de Noordzee een amplitude (hoogte) van slechts ongeveer 10 cm , door het opslingeren kan dit in het havenbekken oplopen tot ruim een meter. De amplitude is bij het gesloten einde van het havenbekken het grootst. In het Rotterdamse komen seiches met een amplitude hoger dan 25 cm ongeveer acht maal per jaar voor, vooral in de periode augustus t-m maart. Door een seiche...
Seismiciteit
De seismiciteit is een maat voor het optreden in de tijd van aardbevingen van een bepaalde sterkte voor een bepaald gebied. Het wordt meestal in de vorm van een kaart weergegeven, zodat je kunt zien wat voor risico je op een bepaalde plek kunt verwachten.
Seismograaf
Een seismometer of seismograaf is een instrument om de trillingen van de aarde te registreren. Het bestaat meestal uit een set van drie seismometers: een voor de verticale beweging en twee voor de horizontale bewegingen. De meter voor de verticale beweging bestaat uit een gewicht dat aan een veer is opgehangen. De meter voor de horizontale is een slinger. Vergelijkbaar met een deur die iets uit het lood hangt. Na een beweging zal de massa weer terugkeren in zijn oorspronkelijke evenwichtsstand.
Seismische golven
Als gevolg van een aardbeving ontstaan verschillende soorten trillingen die zich vanuit de haard van de beving uitspreiden. Vergelijk het maar met de golven die ontstaan wanneer een steen in het water wordt gegooid. Deze aardbevingstrillingen planten zich voort zowel dwars door de aarde als langs het aardoppervlak. Op het seismogram kunnen de verschillende golven worden onderscheiden doordat ze plotseling beginnen als een puls of doordat ze een andere frequentie hebben. Dergelijke pulsen worden door seismologen seismische fases genoemd. Vooral het verschil in snelheid waarmee de diverse golven zich voortplanten is van belang. De golfsnelheid wordt bepaald door de combinatie van de elastische eigenschappen en de dichtheid van het gesteente waarin de golf zich voortplant.
Sint-Emusvuur
Ook wel bekend als Elmusvuur en zichtbaar als een ontlading, een klein vlammetje, op uitstekende voorwerpen, zoals palen, masten, vlaggestokken of de vleugels van vliegtuigen. Het onschuldige verschijnsel wordt veroorzaakt door sterke atmosferische elektriciteit. Het Sint-Elmusvuur is vooral te zien bij winterse onweersbuien met sneeuw en hagel. De kleuren van de ontlading zijn wit, roodachtig, blauw of violet. De vorm van het Sint-Elmusvuur hangt af van de lading van de voorwerpen. Als de voorwerpen waarop het te zien is positief zijn dan hebben de ontladingen de vorm van een uitwaaierende pluim van 1 tot hooguit 10 cm lengte. Bij negatieve lading ontstaan de lichtverschijnselen op grote delen van de voorwerpen tegelijk en is dat als een klein egaal licht zichtbaar.
Sirocco
Sirocco is het Arabische woord voor oostelijk, maar toch staat de naam voor een zuidelijke wind, die hete en droge lucht uit de Sahara naar het noorden voert. De Arabische benaming houdt verband met lagedrukgebieden die in het gebied van de Middellandse Zee naar het oosten trekken en zorgen voor aan aantrekkende zuidenwind met aanvoer van hete woestijnlucht. De sirocco komt in veel landen voor. Elk land heeft er een eigen naam aan gegeven, zodat de hete woestijnwind onder verschillende namen bekend is.
Sluierbewolking
Benaming in het weerbericht voor hoge bewolking (cirrus) waardoor de zon nog doorheen schijnt. De witte cirruswolken komen doorgaans op 6 tot 12 kilometer hoogte voor en bestaan uit kleine ijskristallen. De wolkenslierten kunnen zich verdichten tot sluiers. Sluierwolken, die vaak te zien zijn als het (nog) mooi weer is, hebben een draderige structuur en kunnen zich ook rangschikken in kleinere of grotere plukken of smalle banden.
Smeltband
In radarbeelden van de neerslag is soms een ring zichtbaar, de zogenoemde smeltband. Smeltbanden zijn smalle zones in de neerslag waar sneeuw die op grotere hoogte wordt gevormd overgaat in regen. De smeltband verraadt het nulgradenniveau.
Smog
Het woord smog is een samenvoeging van het smoke (rook) en fog (mist). Het woord is in 1911 geïntroduceerd, maar het smogprobleem is zo oud als de weg naar Rome. De Griekse wijsgeer Hippocratus maakte vier eeuwen vóór de jaartelling al onderscheid tussen stinkende lucht in de stad en frisse lucht op het platteland. Het begrip smog wordt in Nederland tegenwoordig gebruikt voor een periode met verhoogde luchtverontreiniging. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven, dat in Nederland de smogberichten verzorgt, maakt onderscheid tussen lichte of geringe smog, matige smog en ernstige smog. Bij mensen met chronische aandoeningen van de luchtwegen kunnen de klachten vanaf matige smog verergeren.
Sneeuwwoorden
In verschillende publicaties wordt vermeld dat Eskimo's honderden of zelfs duizenden namen voor sneeuw zouden hebben. Maar niets is minder waar: het zijn er volgens het toonaangevende Eskimowoordenboek van C.W. Schultz-Lorentzen uit 1927 welgeteld twee: qanik (voor vallende sneeuw of sneeuwvlok) en aput (voor liggende sneeuw). Volgens Prof. dr. Jacques Van Keymeulen van de Vakgroep Nederlandse Taalkunde van de Universiteit Gent is de mythe over de vele sneeuwwoorden van de Eskimo's begonnen met Franz Boas die in het Handbook of American Indian Languages vier sneeuwwoorden van de Eskimo's opsomde. Benjamin Lee schreef in 1940 een populair wetenschappelijk artikel waarin hij wat overdreef. Hij noemde vijf woorden en misschien nog meer. Dat verhaal werd telkens verder ver...
Sneeuwjacht
Sneeuw levert de grootste problemen ook als het ook hard waait en vooral als het vriest. Bij een krachtige tot harde wind, windkracht 6 of 7, is tijdens sneeuwval met minder dan 200 meter zicht sprake van een ware sneeuwjacht. De stuifsneeuw, die bij temperaturen onder nul in kieren en gaten doordringt, leidt tot grote overlast: het verkeer en openbaar vervoer worden ontwricht en wegen raken versperd door ophopingen en duinen van sneeuw. In een sneeuwjacht is het zeer onaangenaam, zeker bij temperaturen ver onder nul. Bovendien vermindert het het zicht, afhankelijk van de intensiteit van de sneeuw. Sneeuw en zeker een sneeuwjacht is zeer belemmerend voor het verkeer. Het KNMI geeft bij sneeuw extra waarschuwingen uit. Bij een sneeuwjacht of sneeuwstorm, waarin minstens windkracht 6 wordt ...
Sneeuw
Sneeuw ontstaat bij temperaturen onder nul. Bij temperaturen tussen -10 en -23 graden komen in een wolk zowel onderkoelde waterdruppetjes als ijskristallen voor. Door de lagere dampspanning boven ijs komt een transport op gang van waterdruppeltjes (hoge dampdruk) naar ijskristalletjes (lagere dampdruk). De steeds grotere ijskristallen worden ook steeds zwaarder en vallen uiteindelijk als sneeuw naar beneden. Vrijwel alle neerslag begint hoog in de wolk in de vorm van sneeuw, ook in de zomer. Maar alleen als het ook bij het aardoppervlak koud genoeg is (temperaturen net boven nul of veel lager) kan de neerslag ook als sneeuw de grond bereiken, anders smelt de sneeuw al tijdens zijn val uit de wolk en zien we het gewoon regenen. Gewone sneeuw bestaat uit sterk vertakte ijskristallen die same...
Sneeuwstorm
Sneeuw is zeer belemmerend voor het verkeer vooral als het er ook hard bij waait en als het vriest. Bij driftsneeuw of als het sneeuwt bij windkracht 8 of meer noemt het KNMI dat een sneeuwstorm, vergelijkbaar met een blizzard in de Vernigde Staten en Canada. Er gaan dan extra waarschuwingen uit. Wanneer het in een gebied van minstens 50 bij 50 kilometer of langs een lijn van minstens 50 kilometer lengte gaat sneeuwen bij windkracht 8 of meer geeft het KNMI een weeralarm uit, zo mogelijk voorafgegaan door een voorwaarschuwing. Bij sneeuw of driftsneeuw in combinatie met minstens windkracht 6 in een gebied van zeker 50 bij 50 kilometer of langs een lijn van zeker 50 kilometer lengte met gedurende minstens een uur een zicht van minder dan 200 meter gaat een weeralarm uit voor een sne...
Sneeuwrollers
Sneeuwrollers ontstaan wanneer een sterke wind vat krijgt op een sneeuwlaag op kale velden of hellingen. Voorwaarde zijn een temperatuur rond het vriespunt, waardoor de sneeuw samenkleeft en een sterke wind. Dergelijke verschijnselen komen geregeld voor in bijvoorbeeld Schotland en Canada en heel soms ook in ons land. Volgens Minnaert (Natuurkunde van 't vrije veld) zijn in de Ardennen in het verleden sneeuwrollers waargenomen van 2 meter lengte en anderhalve meter dikte. Dikwijls zijn de kleinere meer bolvormig, de grotere cilindrisch. Dat de natuurlijke sneeuwballen werkelijk rollend ontstaan blijkt uit het spoor dat ze in de sneeuw achterlaten en dat soms nog 20 of 30 meter achter de rollende sneeuwballen te volgen is. Eén windstoot van anderhalve minuut kan voldoende zijn om meer...
Sneeuwgewicht
Vooral natte sneeuw kan problemen en gevaar opleveren voor daken, met name voor platte daken. Een kubieke meter poedersneeuw weegt 50 kilo. Dezelfde hoeveelheid samengedrukte plaksneeuw weegt zo'n 200 kilo en die hoeveelheid als natte sneeuw kan meer dan 500 kilo wegen.
Societas Meteorologica Palatina
Ferdinand II van Toscane richtte in 1653 en 1654 het eerste internationale meteorologische netwerk op met een aantal weerstations in Noord-Italië, in Warschau, Parijs, Innsbruck en Osnabrück. In Florence werden toen al vijftien keer per dag waarnemingen verricht. In 1780 richtte Karl Theodor, keurvorst van de Palts de Societas Meteorologica Palatina op, het eerste wereldomvattende netwerk voor meteorologische waarnemingen met waarnemers in Europa en Noord-Amerika. Ook uit Delft, Den Haag en Middelburg kwamen waarnemingen binnen, die gedaan moesten worden met standaardinstrumenten en volgens strakke richtlijnen. Onder de Nederlandse waarnemers bevonden zich ook artsen die hun waarnemingen deden in het kader van de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie Sociëteit.
Solstitium
Ook wel zonnewende genoemd. In de sterrenkunde zijn dat de twee punten van de baan van de zon waarop de grootste declinatie wordt bereikt. Het solstitium is dus het punt waarop de zon ten opzichte van de aarde de meest zuidelijke en noordelijke positie bereikt, het zomer en winterpunt. Die punten liggen 90 graden van het lente- en herfstpunt.
Sonic boom
Een vliegtuig dat met een snelheid hoger dan de geluidssnelheid vliegt, gaat door de geluidsbarrière. Hiervoor moet het vliegtuig harder dan 330 m-s of 1200 km-h vliegen. Het doorbreken van de geluidsbarrière gaat gepaard met een schokgolf. Deze schokgolf is op korte afstand hoorbaar, veelal als twee knallen. De karakteristieke dubbele knal wordt veroorzaakt doordat de voor- en achterkant van het vliegtuig door de geluidsbarrière gaan. Aan de voorzijde van het vliegtuig wordt de lucht samengedrukt; er treedt compressie op. Aan de achterkant ontstaat een tekort aan lucht; hier vindt extensie plaats. De golfvorm behorende bij deze fenomenen ziet er uit als een N. Op grotere afstand verdwijnt het schokgolf karakter en reist de energie verder als onhoorbaar infrageluid. Afhankelijk van de a...
Spanje
Spanje grenst aan de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en kent zowel bergen als laagland. Het klimaatbeeld is daardoor zeer gevarieerd en we vinden hier een mediterraan klimaat, een zeeklimaat en een bergklimaat. Wie denkt dat Spanje alleen maar zon en warmte kent, zal verrast zijn door de vele wolken en regen die vanaf de Atlantische Oceaan het noorden van het land binnendringen. De bergen en de kust in het noordwesten van Spanje zijn de natste gebieden van het land. Ten zuiden van de Pyreneeën neemt de neerslag af vooral in oostelijke richting. In Midden-Spanje valt 's winters de meeste neerslag in de vorm van sneeuw. De zomers zijn hier echter lang, heet en zeer droog. Alleen in het voorjaar en de vroege zomer valt hier nog wat regen, meest in de vorm van korte plensbu...
Springtij
De hoogte van de zeespiegel wordt bepaald door de aantrekkingskracht van zon en maan op het water. Dit wordt astronomisch getij genoemd. Als zon, maan en aarde op één lijn staan is de aantrekkingskracht het grootst en spreekt men van springtij.
Springvloed
De hoogte van de zeespiegel wordt bepaald door de aantrekkingskracht van zon en maan op het water. Dit wordt astronomisch getij genoemd. Als zon, maan en aarde op één lijn staan is de aantrekkingskracht het grootst en spreekt men van springtij. De wind kan het water langs de kust nog hoger opstuwen. Wanneer het boven bepaalde hoogtes komt is sprake van stormvloed. Valt de storm toevallig samen met springtij dan is komt het water nog hoger: springvloed genaamd. Vooral sterke en langdurige noordwesterstormen hebben effect op de waterstanden. Richting, sterkte en duur van de storm worden bepaald door de depressiekoers, de snelheid waarmee die passeert en de diepte van de depressie. Het gevaarlijkst is een langzaam passerende depressie, waarin de luchtdruk snel daalt en die in zuidoostelijke...
Storing
In de meteorologie wordt een klein lagedrukgebied ook wel een storing genoemd. Een storing kan zich verder ontwikkelen tot een groter gebied met relatief lage druk. Men spreekt van een randstoring als de storing een uitloper is van een groter lagedrukgebied. Een frontale storing hangt samen met een front, een begrenzing tussen verschillende luchtsoorten. Een gebied met verhoogde buienactiviteit door kou op grote hoogte wordt ook wel een buienstoring of onweersstoring genoemd.
Standaardatmosfeer
De ICAO (International Civil Aviation Organisation) heeft speciaal voor de luchtvaart een standaardatmosfeer gedefinieerd voor een hoogte tot 32 kilometer. Uitgangspunt is onder meer een luchtdruk op zeeniveau van 1013,25 hPa, een temperatuur op zeeniveau van 15,15 graden Celsius, een dichtheid op zeeniveau van 1,2250 kg-kubieke meter, een temperatuurafname met de hoogte van 0,65 graden Celsius per 100 meter voor de onderste 11 kilometer. Daarboven blijft de temperatuur in de ICAO standaardatmosfeer 20 kilometer hoogte -56,5 graden Celsius en tussen 20 en 32 kilometer hoogte neemt de temperatuur met 0,1 graad per 100 meter toe.
Steam Devils
Relatief lichte tornado's die 's winters ontstaan in koude lucht boven het warme water van de Noord-Amerikaanse Grote Meren, zoals het Ontariomeer in Canada. Als er weinig wind staat kunnen zich daar diverse tornado's ontwikkelen die vooral vanaf de oevers van het meer goed waar te nemen zijn. Soms is sprake van een ware tornado out break, zoals in Nederland ook meerdere waterhozen tegelijk worden waargenomen. Het verschijnsel heeft wat weg van een waterhoos, maar de condities waaronder Steam Devils ontstaan zijn anders. Waterhozen ontstaan in ons land vooral in zomer en herfst onder meer boven het IJsselmeer en de Waddenzee, wanneer het water sterk opgewarmd is en de atmosfeer zeer onstabiel is met lage temperaturen op grote hoogte.
Stratosfeer
Atmosfeer boven de tropopauze (op circa 10 kilometer hoogte) waar de temperatuur terug toeneemt met de hoogte. De stratosfeer bevindt zich op middelbare breedte op ongeveer 10 en 50 km hoogte. De stratosfeer huisvest de ozonlaag die het leven op aarde beschermt tegen ultraviolet zonlicht.
Stuifmeel
In het voorjaar produceren bloeiende grassen en bomen, zoals dennen, berken, sparren bij warm en zonnig weer en een lage luchtvochtigheid veel stuifmeel, dat vervolgens over afstanden van soms honderden kilometers door de wind wordt verspreid. Het stuifmeel, dat vaak wordt aangezien voor zand of saharastof, is vooral goed zichtbaar op tuinmeubilair en auto's. Stuifmeel kan, voor wie er allergisch voor is, bij inademing aanleiding geven tot hooikoortsverschijnselen, zoals niezen of tranende ogen.
Strenge vorst
Vorst betekent in de meteorologie dat de temperatuur op waanemingshoogte van anderhalve meter boven de grond onder het vriespunt komt. Wanneer de temperatuur lager is dan -10,0 graden ligt tussen -10,1 en -15,0 graden is dat strenge vorst.
Stabiel
De stabiliteit van de atmosfeer geeft aan hoe groot de weerstand is tegen verticale luchtbewegingen. De atmosfeer is in het algemeen stabiel als de afname van de temperatuur met de hoogte relatief klein is. De temperatuurafname is dan minder dan de adiabatische temperatuurverandering aangeeft. Adiabatisch wil zeggen dat aan een bepaalde hoeveelheid lucht geen warmte wordt toegevoegd of onttrokken. Er vindt dus geen uitwisseling van warmte plaats. Lucht die probeert op te stijgen, is dan kouder en dus zwaarder dan de lucht in de omgeving en zakt daardoor weer terug naar het niveau waar hij vandaan kwam. In een stabiele atmosfeer wordt de vorming van stapelwolken en buien tegengegaan. In een stabiele atmosfeer kan de temperatuur soms ook met de hoogte toenemen. Een warmere luchtlaag op enige...
Stadswaterkantoor Amsterdam
Het Stadswaterkantoor Amsterdam was sinds ongeveer het jaar 1675 verantwoordelijk voor het beheer van het water in de stadsgrachten. Op dat moment had Amsterdam een open verbinding met de zee en werden de grachten, die ook als riool fungeerden, doorgespoeld met behulp van het getij. Het stadswater leverde indertijd heel wat gevaar op door de soms hoge waterstanden en bedreigde de gezondheid door de vervuiling die gepaard ging met een hinderlijke stank. Vooral bij warm weer waren er problemen. Ter ondersteuning van het werk, verrichten werknemers van het kantoor peilmetingen van waterstanden en meteorologische waarnemingen.
Storm
Bij storm of windkracht 9 op de schaal van Beaufort ligt het 10 minuut gemiddelde van de windsnelheid tussen 75 en 88 km-uur (20,8 - 24,4 meter per seconde). Een storm gaat meestal vergezeld van zware tot zeer zware windstoten van meer dan 100 km-uur. Een storm leidt tot schade aan dakpannen en schoorsteenkappen en veroorzaakt lichte schade in de bossen. Tijdens een storm wagen alleen de zwaluwen en eenden zich nog in de lucht, alle insecten blijven aan de grond. Op zee zijn hoge golven te zien met zware schuimstrepen en rollers. Door verwaaid schuim is het zicht boven zee slecht. Het KNMI geeft voor de scheepvaart en voor de verschillende districten stormwaarschuwingen uit bij windkracht 9 die te onder meer vinden zijn op internet en NOS Teletekst pagina 710 en te beluisteren zijn via de ...
Stormvloed
Stormvloed: sterke verhoging (opzet) boven het astronomisch getij van de zee langs de kust onder invloed van de wind. Zo'n extra verhoging boven het astronomisch getij, opzet genoemd, hangt af van windrichting en windkracht over de hele Noordzee. Een trechtervormige kustlijn kan de opzet nog verder verhogen en dat geldt ook voor een diepe zee en in mindere mate voor lage luchtdruk. Gemiddeld eens in de twee jaar heeft ons land te maken met een lage stormvloed, die de dijken gemakkelijk aankunnen. Gevaarlijker, maar ook zeldzamer zijn middelbare (eens in de tien tot honderd jaar) en hoge stormvloeden (eens in de honderd tot duizend jaar). De watersnood van 1 februari 1953 hoorde als enige van de 20e eeuw tot hoge stormvloeden.