Glossarium Nederlands Landschap

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 1072


Duinvoet
Grens tussen zowel duin- en poldergebied als overgang van het droge strand in de duinenrij.

Duinvallei
Laagte tussen een oude zeereep en een nieuwe zeereep, oorspronkelijke strandvlakte (primair) of laagte door winderosie uitgeblazen tot het grondwaterniveau (secundair).

Duinrel
Beekje dat in de buurt van de binnenduinrand ontspringt en naar het achterliggende polderland wegstroomt. Door infiltratie van regenwater (in de duinen valt meer water dan er wordt verdampt of door de planten wordt gebruikt) bevindt zich onder de duinen een grote en diepe bel met zoet grondwater die het zoute grondwater, dat vanuit de zee in de ondergrond binnendringt, naar beneden wegdrukt. De rest van het overtollige water vloeit via deze duinrellen weg. Een duinrel is erg schoon en bevat heel weinig voedingsstoffen, doordat het zand van de duinen als een soort filter werkt. Er komen speciale planten en dieren in duinrellen voor, die zijn aangepast aan voedselarme omstandigheden. Door het afgraven van de oude duinen en de drinkwaterwinning zijn de meeste duinrellen verdwenen. In duinen waar geen drinkwater wordt gewonnen zoals in Voorne’s Duin of op Schiermonnikoog, bleven de duinrellen voor een groot deel in tact. Op verschillende plaatsen, zoals op Texel en in de Amsterdamse Waterleidingduinen heeft men weer duinrellen uitgegraven. Zie ook duinbeekje.

Duinmeer
Meertje in de duinen op een ondoorlatende laag, of op een plaats waar de grondwaterspiegel lager ligt dan de duinvallei. Duinmeren zijn voedselarm en hebben nauwelijks vis.

Duinen
Zanderige rug aan de kust, van de kust af onderverdeeld in:
Zeereep begroeid met helm en biestarwegras (buitenste zeewering);
Buitenduinen of Struweelzone, begroeid met duindoorn en grassen (onderdeel jonge duinen);
Middenduinen of Struweelboszone, begroeid met kardinaalsmuts, berken, eiken en liguster (onderdeel jonge duinen);
Binnenduinen of Boszone, begroeid met loof- en dennenbossen (onderdeel jonge duinen); en
Oude duinen, die grotendeels afgegraven is (de huidige geestgronden).
Zie ook de diverse duintypen: dwarsduin, barchaan, lengteduin en paraboolduin.

Duinbeek
Beekje in de binnenduinrand, voortkomend uit een duinrel. De meeste duinbeken zijn verdwenen, maar op landgoed Beeckestein in Velsen is er één hersteld.

Duiker
Waterdoorgang onder wegen of dijken. Wordt ook wel zinker genoemd. Zie ook grondduiker.

Dwarsduin
Relatief recht duin waarvan de kam loodrecht op de windrichting staat.

Dwarsdijk
Dijk van rivier tot rivier om van boven komend overstromingswater te keren. Wordt ook wel zijkade of zijd(e)wende genoemd. Zie verder ook bij dijken.

Dwangmolen
Molen waar de bewoners van een bepaalde plaats gedwongen werden hun graan te laten malen.

Dwinger
Friese en Groningse benaming voor een bastion.

Ecologische verbindingszones
Corridors met als doel de afzonderlijke kerngebieden binnen de EHS met elkaar te verbinden tot een samenhangend ecologisch netwerk.

Ecologische hoofdstructuur (EHS)
Samenhangend netwerk van in (inter)nationaal opzicht belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen (natuurgebieden en ecologische verbindingszones), zoals opgenomen in het Natuurbeleidsplan en Structuurschema Groene Ruimte.

Ees
Valge

Eendenkooi
Vanginrichting voor wilde eenden, met geboomte (zie kooibos) omzoomde vijver (kolk of kooiplas) met vier steeds smaller wordende slootjes (vangpijpen). Vroeger ving de kooiker hier eenden voor het vlees, tegenwoordig worden de inrichtingen alleen nog gebruikt om eenden te ringen. Om de rust in de kooi te garanderen, mag er binnen een bepaalde cirkel vanuit het midden van de kooi niet worden gejaagd. Een eendenkooi is dan ook vaak aan de palen waarop met bordjes dit afpalingsrecht is vastgelegd te herkennen.

Ee, eem
Water, beek

Effluent
Gezuiverd afvalwater dat van de zuiveringsinrichting wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het vuile water dat de zuivering inkomt wordt influent genoemd.

Eindmorene
Een opeenhoping van glaciaal puin in een rug voor de kop van een gletsjer. Zie ook morene.

Eikengeriefhout
Eikenbosje in de nabijheid van het boerenerf, waarvan het hout gebruikt werd bij het onderhoud van het huis, schuren en gereedschap. Zie ook geriefhout, koebos en strubben.

Elzensingel, elzenhaag
Rij met elzen langs slootkanten, ontstaan door spontaan ontkiemende elzenzaadjes. De vroegere boeren waren blij met de op hun perceelsranden kiemende boompjes en zaagden ze periodiek af voor brandhout en gebruikshout. Later werd het elzenhout ook gebruikt in ijzersmelterijen voor steenkool het hout verdrong. Sommige gebieden, zoals de Gelderse Vallei, het gebied rond Staphorst, Midden-Brabant en gebieden in Utrecht bestonden voor de ruilverkavelingen vrijwel uitsluitend uit smalle weideperceeltjes omgeven door elzensingels.

Elzenmeet
Complex van lage aarden walletjes beplant met elzen.

Elzenbroek
Drassig elzenhout in beekdalen in het zandlandschap.

Enkeerdgrond
Door de mens gevormde bodem van 50 cm of dikkere laag die een hoog percentage organisch materiaal bevat. Is langdurig bemest en wordt in verband gebracht met de potstal.

Engelse landschapsstijl
Stijl waarin een ideaal of een wijds landschap wordt nagebootst; kenmerkt zich door slingerende paden, waterpartijen en onverwachte vergezichten

Eng, enk
Midden- en Oost-Nederlandse term voor es, bouwland, oorspronkelijk het geheel der bijeen liggende gronden van de markgenoten, vaak eeuwenlang opgehoogd met mest en plaggen

Endkamer
Huisje dat aan de boerderij werd gebouwd voor de ouders van de boer. In Twenthe ook wel bo(a)venkamer genoemd.

Erosie
Uit- of wegslijten van grond door stromend water (fluviatiele erosie) of de wind (eolische erosie).

Essenzwerm
Verspreide akkers die net genoeg land hebben voor één of twee boerderijen. Komen veel voor in Oost-Nederland, zoals op de dekzandruggen langs de Dinkelvallei.

Esker
Langgerekte, soms kronkelende en zich vertakkende rug, die is ontstaan doordat onder het landijs stromend smeltwater materiaal aanvoerde en achterliet, zie ook pseudeo esker.

Esdorp
Dorpstype, op de zandgronden waarvan de kern van het dorp wordt gevormd door een dorpsplein (brink), omgeven door boerderijen en akkers (essen), ook bekend onder de naam brinkdorp

Esdorpenlandschap
In de Middeleeuwen ontstaan landschap met driedeling in grondgebruik: essen (akkers), gras- en hooilanden (o.a. madelanden) en heide (Noord-Nederland)

Es
Bijeenliggende (bolle) akkers op de zandgronden van Noord-Nederland, vaak door houtwal beschermd, eeuwenlang opgehoogd met mest en plaggen uit de potstallen (waar de schapen `s nachts verbleven). Iedere boer was eigenaar van een paar stukjes grond op de es. Grote essen verschenen vooral in Drenthe en op de stuwwallen, elders bleven ook kleine individuele essen (eenmansessen of kampen) bestaan. In Midden- en Oost-Nederland wordt een es ook wel eng of enk genoemd. Typen es zijn:
Blokvormige es, naast de huiskampen onregelmatig verkaveld;
Enkelstrepige bouwlanden, grootschalig verkaveld, lange smalle percelen in dezelfde richting;
Meerstrepige bouwlanden met meerdere perceelvormen, strepen kruisen elkaar;
Gewannverkaveling met in stroken onderverdeelde blokken die elkaar kruisen;

Estuarium
Trechtervormige riviermonding, .

Estuarium
Door getijdenstromen ontstane wijde, trechtervormige riviermonding. De binnendringende vloedstroom en de terugstromende ebstroom zetten geen sedimenten af. Een ander type riviermonding is de delta die is gevormd door materiaal dat door de rivier zelf aangevoerd is.

Etsel
Wei- of hooiland.

Etang
Zie haf.

Etstoel
Tot 1791 hoogste gerechtshof in Drenthe, zie dingspel.

Eutrofiëring
Aanvoer van voedselrijk water als gevolg van mestoverschotten producerende landbouwgebieden en voedselrijke neerslag. Heidegebieden vergrassen hierdoor.

Exclosure
Uitgerasterd proefgebied waar grazers niet in kunnen.

Faunapassage
Passage waar dieren een drukke weg kunnen oversteken, voorbeelden zijn dassentunnel, stobbenwal en ecoduct.

Fenne
Noord-Nederlandse naam voor venne, laaggelegen weiland

Femelbos
Bos dat beheerd wordt met femelslag, een zeldzame beheermethode. Dit wil zeggen dat er steeds kleine stukken bos uitgekapt worden zodat niet, zoals bij complete kaalslag, het hele ecosysteem vernietigd wordt.

Fehting, feit
Zie dobbe.

Festung IJmuiden
Door de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog aangelegde vesting rond IJmuiden ter verdediging van de Hoogovens en andere industrieën gevestigd in IJmuiden evenals de grote zeesluizen, de havens van IJmuiden en Amsterdam. Festung IJmuiden bestaat uit een zee- en land front en was geheel omringd met een anti-tankgracht, bestaande uit drakentand hindernissen, tankmuren, tankgrachten en steile duinen. De antitank hindernis was op meerdere plaatsen onderbroken om het verkeer in en uit de Festung te laten via afsluitbare doorgangen (Walzkörpersperre). Buiten de ring met antitank hindernis waren velen uitgestrekte mijnenvelden gelegen met antipersoneels- en antitankmijnen.

Flêche
Simpele versterking, of schans, opgebouwd uit aarden wallen, ook wel redoute genoemd

Fort
Langzaam opgestoven heuvel, waar zich steeds weer planten konden vestigen (stuifzandgebieden), zie ook wal

Foort
Doorwaadbare plaats in een rivier, meestal voorde genoemd. Komt voor in plaatsnamen, zoals Amersfoort.

Follie
Romantisch gebouwtje zonder verdere functie in een landschapstuin, dat een bepaalde stemming moet oproepen of bijdraagt aan een schilderachtig effect.

Friese stal
Stalindeling waarbij koeien twee aan twee tussen houten schotten met de kop naar de buitengevel staan; de groep ligt aan de binnenkant, vergelijk Hollandse stal en Ligboxenstal

Freatische grondwaterstand
Grondwaterspiegel.

Franje-ontginning
Verlenging van Gewannen in buitenwaartse richting (Noord-Brabant)

Fruitmuur
Op de zon en uit de wind gerichte muur waar fruit op een bepaalde manier tegenaangroeit. Zie slangenmuur.

Gastel, gestel
Bos op zandgrond (b.v. Luyksgestel).

Galgenberg
Heuvel waarop de galgen stonden, soms ter afschrikking van nieuwkomers bij invalswegen, maar soms ook echt gebruikt. In Drenthe is nog een aantal galgenbergen te zien bij Sleen, Anloo en Balloo.

Gaffelwijk
Drietandwijksysteem, drie wijken komen bij elkaar voordat ze samen uitkomen in het hoofddiep, o.a. in de Peel

Gaast
Zandgrond (Fries, b.v. Gaasterland)

Gewannverkaveling
In stroken onderverdeelde blokken, zie es en andere typen verkaveling

Geveltekens
In Oost Nederland (met name Twenthe en de Achterhoek) komen veel oude Saksische geveltekens voor op boerderijen:
Gekruiste paardenkoppen werden (vooral in Twenthe) toegepast ter afwering van onheil, maar hebben volgens sommigen ook een bouwkundige oorsprong. Deze tekens wordne ook wel `Horsa en Hengest` genoemd. Sinds het midden van de achttiende eeuw werden de gekruiste paardenkoppen steeds meer vervangen door de jongere protestantse en katholieke geveltekens.
De donderbezem was aanvankelijk een bundeltje samengebonden riet waarmee het wolfseind van het dak werd dichtgemaakt en later een gesneden houten plank met een dubbele haak om brand, blikseminslag, tovenarij en onheil af te weren. Een deonderbezem is een houten imitatie van het plantje huislook, dat vroeger veel op (rieten) daken geplant werd om brand (na blikseminslag) te voorkomen. Vaak werd de donderbezem gecombineerd met christelijke symbolen als een hostie, heilig hart of levensboom.
Katholieke geveltekens, vooral toegepast na de reformatie, toen veel Twentse boeren katholiek bleven. Katholieke motieven zijn: miskelk, heilig hart, hostie, kruis, spijkers van het kruis, eimotief (als symbool van opstanding en hoop), anker, duif (teken van de Heilige Geest), paradijsboom, maansikkel (als symbool voor Maria), zonnewiel en de zesster (Christussymbool en tevens onheilafwerend). In Twenthe komen ook Jaan & Greet, twee in boerenkleding gestoken personen voor (van St Johannis en St Margriet).
Protestantse geveltekens zijn minder uitbundig, later ontstaan, en hebben minder religieuze betekenis.

Geul
Smal, diep water, ook wel priel (Zeeland)

Getijdenrivier
Rivier waarin de invloed van de getijden, eb en vloed, merkbaar is

Gestrekt dorp
Zie lintbebouwing

Geriefhout
Hout voor eigen gebruik van een boerderij: essenhout voor stelen van gereedschap, berkenhout voor bezems en wilgenhout voor in de kachel. Een sloot beschermde het geriefhoutbosje voor de vraatzucht van het vee. deze bosjes komen veel voor in het veenweidegebied van het Groene Hart en zijn soms van oorsprong pestbosjes. Zie ook koebos, eikengeriefhout en strubben.

Gérende verkaveling
Verdeling van een stuk grond in min of meer regelmatige stroken die naar achteren toe steeds smaller worden en soms samenkomen in één punt (b.v. polder de Ronde Hoep bij Ouderkerk a-d Amstel). Zie ook andere typen verkaveling.

Gemet
Halve hectare (b.v. Tiengemeten).

Gemeinte
Zuid-Nederlandse term voor marke. Het land werd hier echter verdeeld onder alle ingezetenen, dus was er geen sprake van waardelen. Oorspronkelijk grondheerlijk bezit, ook wel vroonte genoemd. Zie ook boerenorganisaties.

Gemeenlandshuis
Vergaderhuis van een waterschap of polderbestuur.

Geestgronden
Afgegraven en geëgaliseerde oude duinen aan de binnenduinrand, kalkhoudend en geschikt voor de bollenteelt.

Geest, gast
Zanderige hoogte (b.v. Oegstgeest).

Gebint
Samenstel van twee verticale balken, de gebintstijlen, en één horizontale balk, de de gebintbalk; een gebintconstructie bestaat dus uit meerdere gebinten

Glaciaal
Afzettingen gevormd door landijs in het pleistoceen: zwerfstenen, morene-gletsjerpuin en keileem

Gors
Bij hoge vloed (springvloed) onderlopende begroeide gronden in het buitendijkse getijdengebied van Zuid-Holland. In Zeeland schor en in het Waddengebied kwelder genoemd.

Goorn
Moestuin, gelegen tussen het dorp en de es.

Goor
Laaggelegen, moerassig land.

Gooi
Landstreek, komt van gouw.

Gouw
Deel van een Frankische provincie, vaak onderverdeeld in kwartieren, in het algemeen ook landstreek; zie ook go en gooi

Gouw
Wateren en later ook de dijken er omheen waarover men zich verplaatste (letterlijk `ga-weg`

Grondwaterstand
Hoogte van de grondwaterspiegel ten opzicht van het maaiveld.

Grondwaterspiegel
Bovenste vlak van het grondwater, scheidslijn tussen verzadigde en onverzadigde zone. Zie ook freatische grondwaterstand.

Grondwater
Water in de bovenste grondlagen, waarvan de hoogte beïnvloed wordt door de stand van het oppervlaktewater en de grondsoort. Zie ook bodemwater en bodemvocht.

Grondduiker
Buis om water onder de bedding van een ander, hoger gelegen water door te voeren. Wordt ook wel dompelaar genoemd. Zie ook duiker.

Groeve
Plaats waar ooit delfstoffen zijn gewonnen

Groes
Wei- of hooiland

Groepstal
Stal met stand (verhoogd deel waar de dieren op staan), groep en voerstand. Is hygiënischer dan een potstal.

Groep, grup
Goot in een groepstal voor het opvangen van de koeienmest. Wordt dagelijks uitgemest.

Groengronden
Onbemeste graslanden in de beekdalen van het zandlandschap

Groenland
Wei- of hooiland

Grippe
Greppel behorende bij het bouwland, verbinding naar een sloot (Goeree Overflakkee)

Grindkeet
Houten keet die dienst deed - doet als schaft- en slaapgelegenheid.

Grift
Gegraven wetering

Griend
Laaggelegen (intergetijde-) gebied langs de rivieren dat veelvuldig onder loopt, is beplant met wilgenhout. Snijgriend wordt jaarlijks afgesneden, hakgriend eens per drie à vier jaar

Grie
Oorspronkelijk naar zee toe open weiland (vaak gemeenschappelijk), worden bij hoog water overstroomd, wat voor bemesting zorgt (Waddeneilanden)

Grensboom
Monumentale solitaire boom (vaak een linde) die een grens of een vroegere dijkdoorbraak markeert. Dergelijke bomen werden veelal halverwege de 18e eeuw geplant. Komen veel voor op Zuid - Beveland.

Grauwveen
Veenlaag onder de bonkaarde in hoogveengebieden. Hieruit wordt het zogenoemde bolsterturf gemaakt dat alleen geschikt is als aanmaakturf of turfstrooisel. Wordt ook wel witveen genoemd. Zie droge vervening.

Graft
Steilhelling die een leemhelling in het Limburgse heuvelland verdeelt in minder steile terrassen, ligt evenwijdig aan de hoogtelijnen. Om erosie tegen te gaan werden op de steilere bouwlanden in Limburg heggen geplant. Doordat er tegen de heggen materiaal aanspoelde (colluvium) en achter de heggen materiaal wegspoelde, onstonden graften of steilranden. Graften doen ook dienst als veekering, afscheiding en leverancier van geriefhout.

Grafheuvel
Monument voor doden uit de nieuwe steentijd en de bronstijd (vanaf ongeveer 3000 v. Chr.), ook wel tumulus genoemd.

Graanspieker
Zie spieker.

Graaf, graven
Sloot

Grubbe
Natuurlijke watergang in het Limburgse heuvelland die overtollige neerslag na een regenbui naar de beek leidt, is soms een holleweg.

Grubbe
Met struikgewas begroeid onderste dalgedeelte (b.v. Grubbenvorst).

Grubbenbos
Hellingbos, meestal geïsoleerd gesitueerd tussen akkers op hellingen in smalle diepe droogdalen (grubben) of langs holle wegen (met name in Zuid - Limburg).