Glossarium Nederlands Landschap

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 1072


Hardhout ooibos
Rivierbegeleidend, hoog gelegen en daardoor zelden overstroomd bos met boomsoorten als eik, iep en es (bomen met hard hout). Zie ook zachthout ooibos.

Ham
Buitendijks land

Hakgriend
Zie griend

Hakhout
Hout dat telkens bij de stam wordt afgehakt

Haf
Gedeeltelijk door een strandwal, schoorwal, nehrung of strandhaak afgesloten kustgebied waar een rivier in uitmondt, ook wel etang genoemd; indien er geen rivier in uitkomt spreekt men van een lagune (zia aldaar)

Haar
Hoge beboste zandgrond (rug), vaak temidden van lagere gronden (b.v. Haarlem). Zie ook -schot.

Haakwal
Zie strandhaak

Haaks
Zandbank (b.v. Noorderhaaks)

Haaimeeten
Vlak begreppeld land omringd door een houtwal, hoagte of schurveling in het zuidwestelijke duinlandschap (Goeree Overflakkee); haaimeten werden 2 jaar gebruikt als bouwland, 5 jaar als weiland en om de 7 jaar werd het hout langs de greppels gekapt; zwakgolvende duinen in dit gebied heten

Havezate
`Bestuurdershuis, `ridderhofstede in Oost-Nederland en Drenthe waar politieke rechten aan verbonden waren, te vergelijken met een stinsof een state in Friesland en een borg in Groningen

Hessenweg
In de Middeleeuwen ontstane handelswegen in Oost-Nederland, oorspronkelijk gevolgd door Duitse kooplieden (uit Hessen) die met hun huifkarren op weg waren naar Utrecht. Omdat de Duitse karren veel breder waren dan de Hollandse, waren de Hessenwegen veel breder dan de overige wegen. Ook liepen ze vaak buiten de dorpen om, omdat men de landbouwgronden rond de dorpen niet wilde opofferen. Zie ook Romeinse weg en Napoleonsweg.

He(e)rdgang
Buurschap.

Hennepakker
Kleine perceeltjes waarop in de 17e en 18e eeuw hennep is geteeld voor de fabricage van touw en zeildoek voor de scheepvaart, o.a. in de Alblkasserwaard

Hellingbos
Bos op steile hellingen, om erosie te voorkomen. In het Limburgse heuvelland zijn vrijwel alle bossen gekapt, behalve op de steilste hellingen.

Heinsloot
Smalle sloot in een polder, vaak grens tussen landerijen. Zie ook poldersloot.

Heimatschutz Architektur
Traditionele architectuurstroming door de Duitse bezetter in de jaren 1940 – 1945 toegepast in Nederland. Bekendste voorbeeld is de bebouwing op de vliegbasis Deelen (door de Duitsers aangelegd als Fliegerhorst Deelen). Gebouwencomplexen zijn hier als brinkdorpjes in het bos aangelegd en betonnen bunkers en hangars zijn onherkenbaar vermomd als stijlvolle boerderijen langs bochtige weggetjes.

Heideviehbauerntum
Agrarisch systeem vanaf het jaar 1000, meer heidegericht met een aanzienlijke uitbreiding van het akkerareaal, volgde het Waldviehbauerntum op

Heideontginningslandschap
Nieuwe ontginningen van heidevelden na ± 1850, in tegenstelling tot het oudere `oudhoevige type`

Heide
Met heide begroeide zandgronden met dunne aardlaag. In Nederland is er anno 2003 nog ongeveer 40.000 hectare heide, in 19e eeuw is het 500.000 hectare geweest. Eind augustus en begin september bloeit de heide. Compleet paars bloeiende heidevelden zijn er niet meer. Deze hadden ook niet zo’n grote natuurwaarde. Ze ontstonden aan het begin van de 19e eeuw toen de boeren de heide niet meer zo intensief gebruikten. Daarvoor speelde de heide een belangrijke rol bij de bemesting van de bouwlanden. In de potstallen werden heideplaggen vermengd met mest en daarna opgebracht op de bouwlanden. De introductie van de kunstmest maakte de heidevelden echter overbodig. Tegenwoordig worden echter wel op verschillende plaatsen grazers ingezet om vergrassing van de heide tegen te gaan. Er zijn verschillende soorten heide:
struikheide (calluna vulgaris), is in Nederland het meest voorkomend en groeit op droge gronden. Zie ook droge heide.
dopheide (erica tetralix), groeit op een iets vochtiger bodem. Zie ook natte heide.
kraaiheide (empetrum nigrum), is een heestertje dat voorkomt in Noord-Nederlandse zandverstuivingen, heidevelden en duinvalleien.
lepeltjesheide (oxycossus macrocarpos), hoort thuis in Noord-Amerika maar groeit ook op Terschelling, de vruchten (cranberries) zijn eetbaar.

Hees
Gemengd berken-beukenbos op droge grond

Heerlijkheid
Adellijk goed

Heerenweg
Andere naam voor een Koningsweg uit de Karolingische tijd (circa 700 - 900 na Christus).

Heerdgang
Dagelijkse gang van de herder met zijn kudde schapen via de (vee)drift naar de weidegronden op de zand- en lössgronden. Werd in Drenthe door de buurschap aangesteld.

Heerd
Groningse boerderij, ook wel state geheten; in Friesland heten veel boerderijen plaats of plaets, in Noord-Holland komt de naam hofstede voor

Heerbaan
Kaarsrechte verbindingsweg tussen militaire steunpunten van de Romeinen

Heemstede
Boerenhofstede

Heemtuin
Tuin waar planten (en dieren) bij elkaar zijn gebracht die van nature in een bepaald gebied (inheems) voorkomen.

Heurne
Hoek (b.v. Broekheurne)

Heul
Overdekte waterloop

Hil
Erf rond een boerenwoning (Goeree Overflakkee)

Horst
Zandheuvel, gebied dat langs breuken in de aardkorst naar boven is geschoven en nu als gebergterug in het landschap te vinden is, oude lagen komen door verwering en erosie aan de oppervlakte, tegengestelde van slenk

Horsa en Hengest
De gestileerde paardenkoppen op Twentse en Achterhoekse boerderijen worden ook wel `Horsa en Hengest` genoemd. Paarden waren voor het boerenleven een bijzonder rijk bezit en zijn dan ook een geliefd symbool voor boeren in heel Midden-Europa. Hun aanwezigheid op de nok had een gunstige invloed: Zo weerden ze bliksemonslagen, de pest, brand en nachtmerries. Tot in de 18e eeuw markeerden boeren hun erf met een paardenschedel op een stok. Zie verder geveltekens.

Horizontale berging
Uitbreiding van de oppervlakte aan water. De grootste berging wordt verkregen door het scheppen van meer ruimte voor oppervlaktewater te combineren met meer ruimte voor natuurlijke peilfluctuaties. Zie ook verticale berging, piekberging en seizoensberging.

Hop
Inham, bocht (b.v. Hoornse Hop)

Hoorn, horn
Punt, hoek, in West-Friesland een hoek in een dijk

Hooimijt
Opslageenheid waarbij het hooi (of rogge, zie roggemijt.) wordt opgetast rondom een paal en afgedekt met een beschermende strolaag zonder kap.

Hooiberg
Constructie met beweegbaar dak op vier palen voor de opslag van hooi, ook wel kapberg genoemd, zie ook kaakberg

Hooihuis
Zie kaakberg

Hoogveenrestant
.Restant van veen dat zich boven de grondwaterspiegel heeft gevormd.

Hoogveen
Veen dat groeit onder invloed van voedselarm regenwater, boven N.A.P. gelegen. De belangrijkste hoogveenvormer is veenmos (sphagnum) dat voor de aanvoer van voedselstoffen voldoende heeft aan regenwater. Hierdoor is het in staat onafhankelijk van het grondwater omhoog te groeien terwijl het aan de onderzijde afsterft. Zie ook moor.

Hoogstamboomgaard
Boomgaard waarin (vaak verschillende) fruitbomen groeien met hoge, lange stammen. Deze bomen hebben zich als normale boom kunnen ontwikkelen (takvrije stam en breed ontwikkelde kroon). Zijn vaak te vinden op landgoederen en bij boerderijen. Omdat het plukken van het fruit lastig is, zijn deze boomgaarden tegenwoordig vrijwel overal vervangen door laagstambomen.

Hoogheemraadschap
Oud-Hollandse benaming voor een groot waterschap belast met de waterstaatszorg over een uitgebreid gebied, oefende gezag uit op lagere waterschappen

Hoofdland
Eerste kwaliteit land (Zuidwest-Nederland), in tegenstelling tot volgerland

Hoofddiep
Belangrijkste kanaal in het hoogveenlandschap, van waaruit de ontginning werd gestart

Holz
Bos (Limburg)

Holtpodzolbodem
Tegenwoordige naam voor vroegere `bruine bosbodem`, rijker dan de veldpodzolbodem

Holt
Bos van opgaand hout

Holleweg
Oorspronkelijke afwateringsgeul vanaf een Limburgs plateau die op een gegeven moment als weg gebruikt ging worden, is bij regen niet altijd begaanbaar. Mooie voorbeelden zijn de Sibbergrubbe (Valkenburg aan de Geul) en de Duuster Steeg (Cadier). Holle wegen komen ook buiten Limburg, bijvoorbeeld in Twente, voor. Zie ook grubbe.

Hollestelle
Drinkput binnen ringwal of kunstmatige heuvel (stelle) met drinkput (Zeeland, o.a. Bruinisser Stelberg op St. Philipsland

Hollandveen
Veenafzettingen op de afzetting van Calais tijdens het Subboreaal (zo`n 3000 jaar geleden) toen de zeespiegelstijging verminderde en er verzoeting ging optreden in de lagune achter de inmidels ontstane strandwallen van Noord- en West-Nederland (op de afgestorven resten van moerasbossen met elzen, eiken en hazelaars). Hollandveen ligt aan de oppervlakte van de holocene afzettingen in Nederland. Op de strandwallen ontstonden tezelfdertijd de oude duinen.

Hollandse stal
Staltype waarin de koeien met de koppen naar het middenpad staan, vergelijk Friese stal en Ligboxenstal

Hol, hool
Laag moerasland

Hofstede
Monumentale pachtboerderij of boerderij met ingebouwde herenkamer voor de geldschieter (o.a. Noord-Holland), zie ook heerd en state (Groningen) en plaats (Friesland)

Hofmeijer
Opzichter over een hofhouding, met name aan het Merovingische hof (400 - 750 na Chr.). Woonde in een klopjeswoning.

Hof
Limburgse boerderij

Hof
Voorheen bisschoppelijke boerderij in Drenthe

Hoevestrook
Latere uitbreiding van een kampontginning

Hoevenzwerm
Verspreide (boerderij)bebouwing, vaak in het coulissenlandschap van Oost-Nederland.

Hoeve
Boerderij, ook wel tenure of mansus genoemd

Hoagte
Onbegroeide wal, met zand opgehoogde schurveling (houtwal) in het zuidwestelijk duinlandschap (Goeree Overflakkee), zie ook Uitmijnen en Haai(ge)meeten

Houtwal
Een houtwal bestaat uit een wallichaam met daarop bomen en struiken. Houtwallen worden gemaakt door een greppel te graven op de plaatsen waar een afscheiding gewenst is. De vrijkomende grond vormt een wallichaam direct naast de greppel. Het komt ook voor dat op korte afstand van elkaar twee evenwijdige greppels worden gegraven, met een wal er tussenin. Na het graafwerk wordt de wal beplant met bomen en struiken die in de omgeving voorkomen. Houtwallen en houtsingels komen met name voor op de hoger gelegen zandgronden.

Houtsingel
Houtwal zonder wallichaam. Houtwallen en houtsingels komen met name voor op de hoger gelegen zandgronden. Houtsingels werden ook aangelegd om de zeekleipolders achter de duinen te beschermen tegen stuifzand.

Houtkade
Met hakhout beplande kade.

Hout
Bos op droge grond

Houkade
Zie achterkade.

Hunebed
Collectieve grafkelder behorend bij de trechterbeker-cultuur (4000-3100 v. Chr.). Een hunebed is een portaalgraf: de toegang tot het graf wordt gevormd door een portaal van stenen dat zich vaak aan de zuidkant bevindt. Oorspronkelijk waren de hunebedden met een aarden heuvel bedekt. Er zijn er 53 in Drenthe (voornamelijk op de Hondsrug) en 2 in Groningen. Een langgraf, zoals dat in de omgeving van Emmen voorkomt, is een soort hunebed.

HUN-lijn
Lijn, globaal begrensd door Haarlem, Utrecht en Nijmegen ten zuiden waarvan in Nederland geen glaciale afzettingen worden aangetroffen

Huizen
Nederzetting

Huisterp
Terp waar huis of boerderij opstaat, meerdere huisterpen groeiden vaak aan tot dorpsterp

Huisplaats
Met veenplaggen en klei opgeworpen huisterp in het veengebied van het Waterland; de locaties van sommige zijn nog te zien als uitstulpingen langs de slootkanten

Huiskamp
Stuk land direct rond de boerderij, vaak onregelmatig van vorm, in Noord- en oost Nederland ook wel woerd, wurt of worth genoemd

Huftgriend
Zie koebos.

Ies
Valge

Iemenschoer
Bijenschuur bij een Twentse boerderij.

IJstijd
Periode waarin het klimaat op aarde aanzienlijk kouder was dan tegenwoordig en waarin grote delen van de continenten, in ieder geval op het noordelijk halfrond, met landijs en gletsjers waren bedekt. Wordt ook wel glaciaal genoemd; een warmere periode tussen twee ijstijden een interglaciaal. De laatste vier ijstijden zijn:
Günz- of Cromer-ijstijd: 600.000 - 540.000 jaar geleden;
Günz-Mindel-interglaciaal: 540.000 - 480.000 jaar geleden;
Mindel- of Elster-ijstijd: 480.000 - 370.000 jaar geleden;
Mindel-Riss-interglaciaal: 370.000 - 240.000 jaar geleden;
Riss- of Saale-ijstijd (Saalien): 240.000 - 150.000 jaar geleden;
In het Amersfoorter stadium kwam het ijs tot de lijn Haarlem - Utrecht - Nijmegen (HUN-lijn). Langs deze lijn heeft het ijs diverse stuwwallen gevormd (op de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en bij Nijmegen).
In het Drenthe stadium kwam het ijs tot de lijn Texel - Coevorden. Langs deze lijn zijn grondmorenen (gestuwde keileem en zwerfkeien) terug te vinden.
Riss-Würm-interglaciaal: 150.000 - 70.000 jaar geleden;
Würm- of Weichsel-ijstijd (Weichselien): 70.000 - 10.000 jaar geleden;
Het ijs kwam tot Denemarken; Nederland was een poolwoestijn met permafrost. De wind had vrij spel en er werd op grote schaal dekzand afgezet. Ook erosiedalen, puinwaaiers, donken en pingo’s ontstonden in deze periode.
Holoceen (interglaciaal) 10.000 jaar geleden - nu.

IJskelder
Diepe kelder waar ijs in bewaard werd, op landgoederen vaak apart van het huis half onder de grond gelegen in een kunstmatige heuvel. `s Winters werd het ijs in de kelder opgeslagen, waarna het tot september koud genoeg was om er voedsel op te slaan.

Interglaciaal
Warme periode tussen twee glacialen (koudere periodes)

Integraal Waterbeheer
Waterbeheer waarbij naast de afvoer en de kwaliteit van water ook gelet wordt op de naaste omgeving en de belangen voor stad en platteland. Dit beleid is vastgelegd in integrale waterbeheersplannen.

Inschaarperiode
De tijd dat het vee buiten loopt (is ingeschaard).

Inlaatsluis
Sluis om water een gebied binnen te laten stromen, voorheen bijvoorbeeld om de Hollandse Waterlinie onder water te zetten (sluis bij IJmuiden), wordt ook inundatiesluis genoemd. Zie verder bij sluis.

Inlaagdijk
Dijk die achter een bestaande dijk gelegd wordt om bij het optreden van een dijkval inundatie van de achterliggende polder te voorkomen. Zeeuwse naam voor een slaperdijk.

Inlaag
(Drassig) gebied tussen hoofddijk en tweede dijk

Inklinking
Vorm van maaivelddaling, zie klink.

Ingelanden
Eigenaar, erfpachter, vruchtgebruiker e.d. van grond, water en-of gebouwen binnen een waterschap. Worden ook wel de `gemene ingelanden` genoemd. Ingelanden zijn verplicht jaarlijks waterschapsbelasting te betalen en vormen de het hoogste gezag in kleine waterschappen. De ingelanden van grote waterschappen kiezen een algemeen bestuur uit hun midden (hoofdingelanden). Vergelijk omgelanden.

Influent
Afvalwater dat voor behandeling op een zuiveringsinrichting wordt aangevoerd. Na zuivering wordt het water effluent genoemd.

Infiltratie
Neerwaartse verticale grondwaterstroom, bijvoorbeeld regenwater dat in de bodem dringt. Komt overeen met inzijging.

Indijking
Ingedijkt land.

Inzijging
Een groot deel van het neerslagoverschot stroomt af via de ondergrond en komt elders weer naar boven. Waar het grondwater naar beneden stroomt, spreekt men van inzijging, waar het naar weer omhoog komt naar de oppervlakte van kwel.

Inundatiesluis
Sluis om water een gebied binnen te laten stromen, wordt ook inlaatsluis genoemd. Zie verder bij sluis

Inundatiegebieden
Gebieden die gecontroleerd onder water gezet kunnen worden om elders overstromingen of dijkdoorbraken als gevolg van hoogwater te voorkomen.

Inundatie
Doorgaans defensieve onderwaterzetting van een terreingedeelte voor militaire doeleinden, met de bedoeling het terrein zowel onbegaanbaar als onbevaarbaar te maken.

Jannink, Cirkels van
Evenals andere prominente Twentse textielfamilies, hadden de Janninks begin 20e eeuw een open oog voor nieuwe landbouwontwikkelingen. De kunstmest was nog nieuw en de mechanisatie nauwelijks op gang gekomen. Investeerders en overheden woekerden met de vraag hoe Nederlands woeste gronden het beste in cultuur te brengen. Als noviteit verschenen op de uitgestrekte heide bij Mander in 1928 twee reusachtige cirkels met een doorsnede van respectievelijk 340 en 380 meter. Landbouwkundigen hadden uitgedokterd dat ronde akkers een stuk gemakkelijker te bewerken zijn dan vierkante. Niet meer draaien en keren in de hoeken maar voortaan soepel in de rondte ploegen, zaaien en oogsten. Tot kort voor de jongste eeuwwisseling Bert Jannink het gebied overdroeg aan Landschap Overijssel, werden op de cirkels van Mander rogge, haver, aardappelen en uiteindelijk slechts maïs geteeld. De cirkels zijn nu in het kader van een kunst en natuurontwikkelingsproject omgevormd tot landschapskunst. Eén bevat een een spiraalvormig labyrint van één kilometer lang. De andere is voorzien van een met jeneverbessen begroeide centrale heuvel.

Jachtweg
Oude verbindingsweg tussen kasteel en buitenplaats, bijvoorbeeld de Italiaanseweg in Doorwerth.

Jaagpad
Pad naast een trekvaart, in de 17e eeuw aangelegd in de lage delen van Nederland.

Ja-knikker
Oliepompinstallatie, nog steeds te vinden in zuidoost Drenthe, hoewel de oliewinning daar wordt afgebouwd.

Jonge zeeklei
Zeeklei, afgezet ongeveer 1300 na Chr. in West Nederland, ook wel afzetting van Duinkerken genoemd

Jonge zeeboezemgronden
Klei afgezet in de vroegere zeearmen van Noord-Nederland

Kasteelberg
Zie vliedberg, motte of kasteelberg.

Karstverschijnselen
Alle geomorfologische verschijnselen die het gevolg zijn van de oplossing van kalksteen in water. In Nederland is het `stelsel van Jansen Eggels` in het Noordelijk Gangenstelsel van de Sint Pietersberg bij Maastricht het belangrijkste karstverschijnsel. Zie ook doline.

Karspel, kerspel
Kerkdorp, parochie