De Kern van de Economie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Economie en financiën > Economische begrippen
Datum & Land: Ec/on/omie, NL
Woorden: 437
Kondratieff-golf
Een lange golfbeweging, vernoemd naar de Russische econoom Kondratieff, waarvan één cyclus een periode van 50 à 60 jaar betreft. De golf kan opgevat worden als een schommeling in de trendbeweging. Men neemt aan dat belangrijke uitvindingen, zoals de serie uitvindingen die de industriële revolutie op gang bracht of de uitvindingen in de informatie-
Kostprijsverhogende belastingen
Zie indirecte belastingen.
Kosteninflatie
Bij kosteninflatie stijgen de prijzen doordat de productiekosten omhoog gaan. Dat gebeurt als de prijzen van grondstoffen en energie stijgen, of als de loonstijging hoger is dan de groei van de arbeidsproductiviteit. Ondernemers berekenen de stijging van de kosten door in de prijzen die zij voor hun goederen en diensten vragen. Ook de overheid kan
Kwantitatieve structurele werkloosheid
Van deze vorm van structurele werkloosheid is sprake als het aantal arbeidsplaatsen te klein is voor de beroepsbevolking.
Kwalitatieve structurele werkloosheid
Deze vorm van structurele werkloosheid hangt samen met de technische ontwikkeling. Door het invoeren van nieuwe productiemethoden kunnen arbeidsplaatsen verdwijnen. Dit is het geval als door de nieuwe techniek dezelfde hoeveelheid goederen met minder arbeid wordt geproduceerd. In dat geval stijgt de arbeidsproductiviteit.
Lange golf
Zie kondratieff-golf.
Laagconjunctuur
De economische groei ligt onder de trendmatige groei. Zie baisse, recessie, depressie.
Loonsom
De hoeveelheid loon, inclusief sociale lasten, in het nationaal inkomen.
Loonquote
De totale loonsom gedeeld door het nationaal inkomen.
Loon-prijsspiraal
Wanneer de prijzen stijgen als gevolg van overbesteding of monetaire inflatie, zullen werknemers op de overspannen arbeidsmarkt een hoger loon eisen. Deze loonstijging wordt in de prijzen van producten doorberekend en heeft derhalve nog hogere looneisen tot gevolg. Deze vicieuze cirkel wordt de loon-prijsspiraal genoemd.
Loon
De beloning voor het beschikbaar stellen van de productiefactor arbeid. Hier vallen alle andere namen onder die beloningen inhouden voor arbeid, zoals salaris, vakantiegeld, bonus, 13e maand, gratificatie, honorarium.
Lombard-rente
Rente die banken moeten betalen voor de marginale beleningsfaciliteit. De Lombard-rente is hoger dan de refi-rente en vormt de bovengrens van de geldmarktrente.
Marginale spaarquote
Geeft weer welk deel van een stijging van het nationaal inkomen gespaard zal worden. Het is de richtingscoëfficiënt in de spaarfunctie.
Marginale beleningsfaciliteit
Voorbeeld van een permanente faciliteit. Hierop kunnen kredietinstellingen met een zeer kortlopend liquiditeitstekort een beroep doen.
Marginale consumptiequote
Geeft weer welk deel van een stijging van het nationaal inkomen geconsumeerd zal worden. Het is de richtingscoëfficiënt in de consumptiefunctie. De som van de marginale consumptiequote en marginale spaarquote is per definitie samen één.
Macro-economie
Kenmerkend voor de macro-economie is het werken met geaggregeerde grootheden. Voorbeelden van dergelijke grootheden zijn: het totaal van alle inkomens of alle werkgelegenheid in een land. De macro-economie probeert de hoogte en de verandering van het nationaal inkomen, de werkgelegenheid en het loon- en prijspeil te verklaren.
Maatschappelijke kosten
Zie negatieve externe effecten.
Maatschappelijke baten
Zie positieve externe effecten.
Meso-economie
Bestudeert de economische processen op bedrijfstakniveau.
Micro-economie
Leidt algemeen geldend gedrag af voor consumenten en producenten en neemt daarbij individuele consumenten en individuele ondernemers als uitgangspunt. Prijsvorming van afzonderlijke goederen staat centraal. De vraag die de consumenten uitoefenen en de kosten die de producenten moeten maken, spelen bij de prijsvorming een belangrijke rol, evenals de
Moral hazard
Een term die veel gebruikt wordt als het over verzekeringen gaat. Bedoeld wordt dat iemand zich risicovoller gaat gedragen, zodra hij verzekerd is. Denk aan iemand die een reisverzekering heeft en daardoor op vakantie minder goed op zijn digitale camera let dan hij zonder verzekering zou hebben gedaan. Het probleem voor de verzekeraars is dat ze zu
Monetaire inflatie
Bij monetaire inflatie is het saldo van geldschepping en de ontpotting groter dan dat van de geldvernietiging en de oppotting. Door de toename van de geldhoeveelheid zal de effectieve vraag stijgen, wat tot prijsinflatie kan leiden.
Model
Een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid, waarbij je relaties tussen grootheden eenvoudiger voorstelt dan ze in werkelijkheid zijn. Een model heeft als doel inzicht te verkrijgen in de werkingen van een economisch systeem zonder daarvoor een onoverzichtelijke hoeveelheid data te moeten gebruiken. Een model maakt gebruik van exogene en endog
Multiplier
Het verschijnsel dat de uiteindelijke groei van het nationaal inkomen hoger kan zijn dan de aanvankelijke, autonome stijging van de effectieve vraag. Een besluit van de ondernemingen om meer te gaan investeren, betekent concreet dat zij bij andere ondernemingen meer kapitaalgoederen, zoals machines en transportmiddelen, gaan kopen. Omdat er in een
Natuur
Oorspronkelijke productiefactor die alle natuurlijke hulpbronnen, zoals grond, bossen en delfstoffen omvat. De delfstoffen, die reeds gewonnen zijn, behoren tot het vlottend kapitaal.
Nationale spaaroverschot
Het saldo van de particuliere sector plus het saldo van de overheidssector. Dit spaaroverschot - positief of negatief - moet gelijk zijn aan het saldo van de sector buitenland.
Nationale rekeningen
Boekhoudkundige beschrijving van de geldstromen in een land in een bepaald jaar.
Nationaal inkomen
De som van de primaire inkomens van de burgers en overheid van een land verdiend in een bepaald jaar.
Netwerkeffecten
Treden vaak op in de ICT-sector, maar ook in traditionelere sectoren zoals openbaar vervoer en telefonie. Als voorbeeld het vaste telefonienetwerk. Als je als consument een aansluiting hebt op dit netwerk, neemt de waarde van jouw aansluiting toe naarmate er meer andere consumenten op dat netwerk zijn aangesloten. Je kunt dan immers meer mensen ber
Netto-investeringen
De investeringen die de waarde van de kapitaalgoederenvoorraad in een land veranderen. De netto-investeringen zijn te bereken door van de bruto-investeringen de afschrijvingen af te trekken. De netto-investeringen bestaan uit de uitbreidingsinvesteringen plus de voorraadmutatie.
Netto toegevoegde waarde
Gelijk aan de bruto toegevoegde waarde minus de afschrijvingen.
Netto toegevoegde waarde van de overheid
Omdat er voor de productie van de overheid geen verkoopprijzen op markten tot stand komen, meten we de bijdrage van de overheid door de netto toegevoegde waarde van de overheid gelijk te stellen aan de ambtenarensalarissen.
Netto nationaal product (NNP)
Gelijk aan het bruto nationaal product (BNP) minus de afschrijvingen. Het NNP moet gelijk zijn aan het nationaal inkomen.
Netto binnenlands product (NBP)
Gelijk aan het bruto binnenlands product (BBP) minus de afschrijvingen
Negatieve selectie
Een term die veel gebruikt wordt als het over verzekeringen gaat. Neem als voorbeeld een ziektekostenverzekering. Stel dat alle Nederlanders hetzelfde ziektekostenpakket hebben en dezelfde premie betalen. Voor gezonde mensen is die premie dan relatief duur, en voor mensen die veel kans lopen ziek te worden, is die premie relatief goedkoop. Voor gez
Negatieve externe effecten
Een onderneming die afvalstoffen in een rivier loost, veroorzaakt nadelen die niet in de kostprijs van het product worden verwerkt. Dit zijn maatschappelijke nadelen. De mensen die hierdoor minder welvaart genieten, zijn meestal niet de afnemers van het product. Zulke bijverschijnselen noemen we negatieve externe effecten. Hiervan is sprake als nad
Niet-duurzame consumptiegoederen
Zowel consumptiegoederen die slechts één keer te gebruiken zijn, als milieuonvriendelijke consumptiegoederen.
Nominaal nationaal inkomen
Het nationaal inkomen in geld uitgedrukt, waarbij geen rekening is gehouden met de inflatie.
Nut
Wordt ontleend aan het consumeren van goederen. Zie ook welvaart.
Objectieve methode
Het nationaal inkomen wordt gemeten door de netto toegevoegde waarde van de productie van alle ondernemingen op te tellen bij de netto toegevoegde waarde van de overheid.
Omzet
Het aantal in een bepaalde periode verkochte producten maal de verkoopprijs per stuk.
Ontvangsten van de overheid
Deze bestaan uit directe belastingen, indirecte belastingen, niet-belastingmiddelen - bijvoorbeeld winstuitkeringen door overheidsondernemingen en retributies - alsmede premies voor de sociale verzekeringen.
Ondernemer
Combineert de drie productiefactoren.
Onderbesteding
De effectieve vraag is kleiner dan de productiecapaciteit. De bestedingen schieten tekort om voldoende werkgelegenheid te bieden voor het gegeven arbeidsaanbod. Er is sprake van conjuncturele werkloosheid.
Oorspronkelijke productiefactoren
Natuur en arbeid. Kapitaal noemt men de afgeleide productiefactor .
Open markttransacties
Zijn bedoeld voor het sturen van de rente, het beheersen van de liquiditeitsverhoudingen en het afgeven van signalen over de koers van het monetaire beleid. De belangrijkste vorm van open markttransacties zijn herfinancieringstransacties.
Open economie
Een economiemodel met een sector buitenland. Met open economie kan ook bedoeld worden dat het land intensieve handelsrelaties heeft met het buitenland.
Overspannen arbeidsmarkt
De vraag naar arbeid is groter dan het aanbod van arbeid. De effectieve vraag is groter dan de productiecapaciteit. Door de schaarste aan arbeidskrachten leidt deze situatie tot een stijging van de lonen.
Overheidsuitgaven
De overheidsbestedingen plus de overdrachtsuitgaven.
Overheidsproductie
Zie netto toegevoegde waarde van de overheid.
Overheidsinvesteringen
De aanschaf van vaste kapitaalgoederen door de overheid, zoals voor spoorlijnen, wegen, bruggen, gebouwen en dijken.
Overheidsconsumptie
De uitgaven van de overheid aan andere productiefactoren dan vast kapitaal. Hieronder vallen naast kantoorbenodigdheden en dergelijke ook de ambtenarensalarissen.
Overheidsbestedingen
Het gedeelte van de overheidsuitgaven waar de overheid wel een tegenprestatie voor verlangt, in tegenstelling tot bij de overdrachtsuitgaven. De overheidsbestedingen zijn te verdelen in overheidsinvesteringen en overheidsconsumptie.
Overdrachtsuitgaven
Inkomensoverdrachten van de overheid naar burgers toe. De overheid verwacht hiervoor geen tegenprestatie, zoals de bijstandsuitkeringen en de inkomensondersteunende subsidies.
Overbesteding
De effectieve vraag is groter de productiecapaciteit. Er is sprake van bestedingsinflatie en een overspannen arbeidsmarkt. Zie loon-prijsspiraal.
Participatiegraad
De omvang van de beroepsbevolking uitgedrukt in procenten van de potentiële beroepsbevolking.
Pacht
De beloning voor het beschikbaar stellen van grond.
Permanente faciliteiten
Permanente faciliteiten zijn ervoor om zeer kortlopende liquiditeiten te verschaffen of te onttrekken en signalen af te geven over de algemene koers van het monetaire beleid. Het gaat hierbij om leningen van maximaal één dag. Vallen uiteen in marginale beleningsfaciliteiten en depositofaciliteiten.
Positieve externe effecten
Goederen met positieve externe effecten herken je veelal aan het feit dat de overheid het gebruik ervan door subsidies stimuleert. Je kunt denken aan huizen met mooi aangelegde tuinen, die ook voor de mensen in de omgeving bijdragen tot de welvaart. Ook openbaar vervoer heeft een positief extern effect. Het gebruik ervan dringt de vervuiling door h
Potentiële beroepsbevolking
Alle personen tussen de 15 en 65 jaar. Ook mensen in de WAO behoren tot hiertoe, omdat zij in principe aangepast werk zouden kunnen doen.
Productiefactor
Een middel waarmee geproduceerd kan worden. Er worden drie productiefactoren onderscheiden: natuur, arbeid en kapitaal. De eerste twee noemt men oorspronkelijk en kapitaal noemt men de afgeleide productiefactor.
Productiecapaciteit
De maximale hoeveelheid goederen en diensten die geproduceerd kan worden. Deze is afhankelijk van de aanbodfactoren.
Produceren
Het combineren van productiefactoren, waarbij goederen en diensten voor consumptie geschikt gemaakt worden.
Producent
Zie ondernemer.
Prisoner's dilemma
Spel waarin strategieën die van tevoren optimaal zijn tot een uitkomst leiden die voor beide spelers niet optimaal is. Het oorspronkelijke prisoner's dilemma gaat als volgt: twee dieven worden betrapt door de politie. De politie neemt beide dieven naar een aparte kamer op het politiebureau en geeft ze het volgende aanbod: 'als jij bekent, maar je p
Primaire inkomens
De inkomens die men ontvangt als beloning voor het ter beschikking stellen van de productiefactoren. Zie loon, pacht en huur, interest en winst.
Raad van Bestuur van de ECB
Belangrijkste besluitvormende orgaan van het Europees Stelsel van Centrale Banken, dat bestaat uit de zes directieleden van de ECB en de centrale bankpresidenten van de twaalf aan de EMU deelnemende EU-lidstaten.
Reserveverplichtingen
Dienen om een structureel tekort op de geldmarkt tot stand te brengen. Kredietinstellingen zijn steeds voor een maand verplicht gemiddeld 2% van bepaalde passivaposten van hun balans aan te houden bij één van de nationale centrale banken.
Rente
Zie interest.
Refi-rente
Rente die vergoed wordt op reserveverplichtingen en herfinancieringstransacties.
Reëel nationaal inkomen
Het nationaal inkomen gecorrigeerd voor de inflatie. Zo is te zien in hoeverre de koopkracht is veranderd.
Reëel kapitaal
Zie kapitaalgoederen.
Recessie
In het dagelijks spraakgebruik betekent dit een periode van laagconjunctuur, maar officieel is er sprake van een recessie als het bruto binnenlands product twee kwartalen achter elkaar is gedaald.
Retributies
Heffingen voor diensten die de overheid aan burgers verleent, zoals de afgifte van paspoorten. Behoort bij het gedeelte van de ontvangsten van de overheid dat komt uit niet-belastingmiddelen.
Saldo van de overheidssector
De ontvangsten van de overheid minus de overheidsconsumptie en de overheidsinvesteringen. (B - O)
Saldo van de particuliere sector
De besparingen minus de investeringen. (S - I)
Saldo van de sector buitenland
De waarde van de export minus de waarde van de import. (E - M)
Schaarste
Schaarste bestaat omdat onze tijd beperkt is. Hierdoor zijn we gedwongen te kiezen. We kiezen daarom voor een bepaalde studieduur, een bepaalde werktijd, aantal uren vrije tijd en een tijdstip van pensionering. Hierdoor is ons inkomen ook beperkt en moeten we kiezen welke goederen we consumeren.
Schaars
Iets is schaars als er productiefactoren voor moeten worden opgeofferd.
Seizoenbeweging
De jaarlijkse, regelmatig terugkerende schommelingen in de bedrijvigheid, die hun oorzaak vinden in de wisselende omstandigheden van de seizoenen.
Sectoren
Men onderscheidt in de macro-economie de volgende vijf sectoren: consumptiehuishoudingen, ondernemingen, de collectieve sector, de financiële instellingen en het buitenland.
Spaarquote
Het deel van het nationaal inkomen dat niet wordt geconsumeerd. Zie marginale spaarquote.
Spaarfunctie
Deze gedragsvergelijking beschrijft het verband tussen de geplande besparingen en het nationaal inkomen. De spaarfunctie is af te leiden uit de consumptiefunctie.
Structurele werkloosheid
Deze vorm van werkloosheid heeft zijn oorzaak bij de aanbodzijde van de economie. Een deel van de beroepsbevolking zou zelfs bij een volledige bezetting van de productiecapaciteit werkloos blijven. We maken onderscheid tussen kwantitatieve en kwalitatieve structurele werkloosheid.
Structurele ontwikkeling
De geleidelijke verandering van de productiecapaciteit door veranderingen in de aanbodfactoren.
Structurele aspect van investeringen
Zie capaciteitseffect van investeringen.
Stroomgrootheid
Een grootheid die over een bepaalde periode (bijvoorbeeld één jaar) wordt gemeten. Voorbeelden van stroomgrootheden zijn: nationaal inkomen, omzet en kosten. Voorbeelden voor voorraadgrootheden zijn de maatschappelijke geldhoeveelheid, de kapitaalgoederenvoorraad en de beroepsbevolking.
Stagflatie
Combinatie van inflatie en werkloosheid. Het woord is een samentrekking van inflatie en stagnatie en heeft zich eind zeventiger jaren voorgedaan. De oorzaken van stagflatie liggen vooral bij de aanbodzijde (structureel).
Stabiliteitspact
Pact waaraan landen zich na toetreding tot de Economische en Monetaire Unie moeten houden. Bepaalt onder andere dat de begroting op middellange termijn vrijwel in evenwicht moet zijn of een klein overschot moet vertonen.
Staat van middelen en bestedingen
Een schematische weergave van de identiteit:.Y + M = C + I + O + E. De som van het nationaal inkomen en de invoer aan de linkerkant van de staat moet gelijk zijn aan de som van de totale bestedingen aan de rechterkant.
Structuurtoezicht
Toezichtstaak van De Nederlandsche Bank, bedoeld om ongewenste machtsposities te voorkomen die door fusies van banken kunnen ontstaan.
Subjectieve methode
De hoogte van het nationaal inkomen wordt gemeten door alle primaire inkomens van de burgers van een land bij elkaar op te tellen.
Technische ontwikkeling
Technische ontwikkeling vindt plaats via uitvindingen of inventions, geleidelijke vernieuwingen of innovations en verspreiding of diffusie van technische kennis. We spreken van kapitaalbesparende en arbeidsbesparende technische ontwikkeling. Zie basisinnovaties.
Toezicht op het bankwezen
Toezichtstaak van De Nederlandsche Bank; valt uiteen in het bedrijfseconomisch toezicht en het structuurtoezicht.
Toezicht op de wisselkantoren
Toezichtstaak van De Nederlandsche Bank; met name gericht op de handhaving van de integriteit van wisselkantoren.
Toezicht op de beleggingsinstellingen
Toezichtstaak van De Nederlandsche Bank; doelstellingen zijn een goede werking van de financiële markten en bescherming van potentiële beleggers op de markten.
Toegevoegde waarde tegen marktprijzen
Wanneer we de toegevoegde waarde berekenen door uit te gaan van verkoopprijzen.
Toegevoegde waarde tegen factorkosten
Wanneer we de toegevoegde waarde berekenen door de kostprijsverhogende belastingen en de prijsverlagende subsidies weg te laten uit de verkoopprijzen.
Toegevoegde waarde
Gelijk aan het verschil tussen de marktwaarde van de productie en de gebruikte grond- en hulpstoffen en diensten van derden. Zie netto en bruto toegevoegde waarde, alsmede toegevoegde waarde tegen factorkosten en toegevoegde waarde tegen marktprijzen.
Toegerekend arbeidsinkomen
Het deel van de winst van ondernemingen van zelfstandigen, dat als fictief loon voor zelfstandigen wordt gezien bij de berekening van de arbeidsinkomensquote. Zelfstandigen zetten hun eigen arbeid in gedurende het productieproces, maar dit komt in de statistieken slechts tot uitdrukking in de winst.