De Kern van de Economie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Economie en financiën > Economische begrippen
Datum & Land: Ec/on/omie, NL
Woorden: 437
spaarfunctie
Deze gedragsvergelijking beschrijft het verband tussen de geplande besparingen en het nationaal inkomen. De spaarfunctie is af te leiden uit de consumptiefunctie.
structuurtoezicht
Toezichtstaak van De Nederlandsche Bank, bedoeld om ongewenste machtsposities te voorkomen die door fusies van banken kunnen ontstaan.
structurele werkloosheid
Deze vorm van werkloosheid heeft zijn oorzaak bij de aanbodzijde van de economie. Een deel van de beroepsbevolking zou zelfs bij een volledige bezetting van de productiecapaciteit werkloos blijven. We maken onderscheid tussen kwantitatieve en kwalitatieve structurele werkloosheid.
structurele ontwikkeling
De geleidelijke verandering van de productiecapaciteit door veranderingen in de aanbodfactoren.
structurele aspect van investeringen
Zie capaciteitseffect van investeringen.
stroomgrootheid
Een grootheid die over een bepaalde periode (bijvoorbeeld één jaar) wordt gemeten. Voorbeelden van stroomgrootheden zijn: nationaal inkomen, omzet en kosten. Voorbeelden voor voorraadgrootheden zijn de maatschappelijke geldhoeveelheid, de kapitaalgoederenvoorraad en de beroepsbevolking.
stagflatie
Combinatie van inflatie en werkloosheid. Het woord is een samentrekking van inflatie en stagnatie en heeft zich eind zeventiger jaren voorgedaan. De oorzaken van stagflatie liggen vooral bij de aanbodzijde (structureel).
stabiliteitspact
Pact waaraan landen zich na toetreding tot de Economische en Monetaire Unie moeten houden. Bepaalt onder andere dat de begroting op middellange termijn vrijwel in evenwicht moet zijn of een klein overschot moet vertonen.
staat van middelen en bestedingen
Een schematische weergave van de identiteit:.Y + M = C + I + O + E. De som van het nationaal inkomen en de invoer aan de linkerkant van de staat moet gelijk zijn aan de som van de totale bestedingen aan de rechterkant.
subjectieve methode
De hoogte van het nationaal inkomen wordt gemeten door alle primaire inkomens van de burgers van een land bij elkaar op te tellen.
technische ontwikkeling
Technische ontwikkeling vindt plaats via uitvindingen of inventions, geleidelijke vernieuwingen of innovations en verspreiding of diffusie van technische kennis. We spreken van kapitaalbesparende en arbeidsbesparende technische ontwikkeling. Zie basisinnovaties.
toezicht op het bankwezen
Toezichtstaak van De Nederlandsche Bank; valt uiteen in het bedrijfseconomisch toezicht en het structuurtoezicht.
toezicht op de wisselkantoren
Toezichtstaak van De Nederlandsche Bank; met name gericht op de handhaving van de integriteit van wisselkantoren.
toezicht op de beleggingsinstellingen
Toezichtstaak van De Nederlandsche Bank; doelstellingen zijn een goede werking van de financiële markten en bescherming van potentiële beleggers op de markten.
toegevoegde waarde tegen marktprijzen
Wanneer we de toegevoegde waarde berekenen door uit te gaan van verkoopprijzen.
toegevoegde waarde tegen factorkosten
Wanneer we de toegevoegde waarde berekenen door de kostprijsverhogende belastingen en de prijsverlagende subsidies weg te laten uit de verkoopprijzen.
toegevoegde waarde
Gelijk aan het verschil tussen de marktwaarde van de productie en de gebruikte grond- en hulpstoffen en diensten van derden. Zie netto en bruto toegevoegde waarde, alsmede toegevoegde waarde tegen factorkosten en toegevoegde waarde tegen marktprijzen.
toegerekend arbeidsinkomen
Het deel van de winst van ondernemingen van zelfstandigen, dat als fictief loon voor zelfstandigen wordt gezien bij de berekening van de arbeidsinkomensquote. Zelfstandigen zetten hun eigen arbeid in gedurende het productieproces, maar dit komt in de statistieken slechts tot uitdrukking in de winst.
trend
De gemiddelde groei van het nationaal inkomen over een langere periode gemeten. De fluctuatie in de trend wordt zichtbaar in de Kondratieff-golf. Zie conjunctuur.
transactiekosten
Kosten van het organiseren van ruilverkeer. Een voorbeeld: het ontstaan van markten kun je zien als een manier om de transactiekosten zo laag mogelijk te houden, omdat markten vragers en aanbieders van goederen bij elkaar brengen. speltheorie Houdt zich bezig met de besluitvorming van spelers (bijvoorbeeld ondernemingen) in strategische situaties.
uitbreidingsinvesteringen
De investeringen die de vaste kapitaalgoederenvoorraad doen toenemen. Deze zijn te berekenen door van de vaste kapitaalgoederen de vervangingsinvesteringen af te trekken.
vaste kapitaalgoederen
Kapitaalgoederen die meerdere productieprocessen meegaan. Op vaste kapitaalgoederen wordt meerdere jaren afgeschreven. De som van de vervangingsinvesteringen en de uitbreidingsinvesteringen vormen samen het vaste kapitaal.
vervangingsinvesteringen
De investeringen die de omvang van de kapitaalgoederenvoorraad op peil houden. De aangekochte kapitaalgoederen vervangen de economisch verouderde kapitaalgoederen. Macro-economisch zijn de vervangingsinvesteringen gelijk aan de (nationale)afschrijvingen.
verdrag van maastricht
Verdrag waarin voorwaarden voor deelname aan de Economische en Monetaire Unie zijn vastgelegd. Deze voorwaarden betreffen de inflatie, de lange rente, de overheidsfinanciën en de wisselkoers. Zo mag het financieringstekort niet meer dan 3% van het BBP bedragen en de staatsschuld niet meer dan 60% van het BBP.
vlottend kapitaal
Kapitaalgoederen die slechts één productieperiode meegaan. De handelsvoorraad van een ondernemer behoort dus tot het vlottend kapitaal, omdat ze maar één verkoopproces meegaan.
voorraadmutatie
De verandering van de omvang van het vlottende kapitaalgoederenvoorraad gedurende een bepaalde periode. Zie netto-investeringen.
voorraadgrootheid
Een grootheid waarvan de omvang op een bepaald moment vaststaat, in tegenstelling tot een stroomgrootheid waarvan de omvang over een bepaalde periode wordt gemeten.
vrijwilligerswerk
Alle werkzaamheden die niet gericht zijn op het verwerven van een inkomen.
vraagfactoren
De componenten van de effectieve vraag. De vraagfactoren zijn de consumptie, investeringen, overheidsbestedingen en het saldo van de buitenlandse vraag.
waarde overheidsproductie
Zie netto toegevoegde waarde van de overheid.
welvaart in ruime zin
Eén van de manieren waarop het begrip welvaart geïnterpreteerd wordt. Dit is de correcte interpretatie, omdat het - in tegenstelling tot welvaart in enge zin - wel rekening met alle schaarse middelen houdt, dus ook de kwaliteit van het milieu.
welvaart in enge zin
Eén van de manieren waarop het begrip welvaart geïnterpreteerd wordt. Hoewel het de meeste gebruikte interpretatie is, is het niet de correcte. De reden hiervoor is dat niet alle schaarse middelen meegeteld worden, maar alleen die schaarse middelen die in het nationaal inkomen zijn opgenomen. De kwaliteit van het milieu telt bijvoorbeeld niet mee.
welvaart
De mate van behoeftebevrediging, voor zover deze afhankelijk is van het omgaan met schaarse middelen.
wegingsfactor
De relatieve belangrijkheid aan van een goed in een pakket goederen in het basisjaar. Een wegingsfactor van een bepaald goed in het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie geeft aan welk deel van het inkomen een modaal gezin aan dat goed uitgeeft.
winstmarge
Het verschil tussen de verkoopprijs van een product en de kostprijs.
winst
De opbrengst minus de kosten in een bepaalde periode.
zelfstandigen
Personen die niet in loondienst zijn maar een eigen onderneming hebben.