Geologische Vereniging

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Geologie
Datum & Land: 04/07/2013, NL
Woorden: 467


klimaatgordels
gebieden met gelijke gemiddelde weertoestand gedurende een lange reeks van jaren.

kolonie
een leefgemeenschap van afhankelijke organismen.

Krystallos
ijs. De Grieken beschouwden bergkristal als zo sterk bevroren water, dat het niet meer kon ontdooien.

latosols
laterietische bodems bodems van tropische oorsprong. Ze zijn veelal dik en rood van kleur, met kaoliniet, hematiet en vaak gibbsiet.

Laagland
terrein met hoogteverschillen van 0 - 200 m.

lava
uitvloeiend en uitgestroomd stollingsgesteente.

lchthyosaurus
vishagedis uit Trias, Jura en Krijt, waarvan vooral losse wervels en fragmenten van kaken met tanden heeft gevonden, leek veel op de Dolfijn.

lchnologie
de wetenschap, die zich bezighoudt met sporen, die worden achtergelaten door levende organismen de ichnofauna,inclusief hun beschrijving, classificatie en interpretatie.

lens
een gesteentelichaam, dat aan beide zijden uitwigt en op niets uitloopt.

leem
een mengsel van klei, silt en zand, waarin de siltfractie overheerst.

lijduinen
zandtongen, die zich niet verplaatsen.

Littorina
Alikruik.

Lithostratigrafie
de tak van de stratigrafie, die zich bezighoudt met de beschrijving van gesteentelagen op basis van gesteentekenmerken van de lithologie gesteentekunde van de lagen.

Lithophaga lithophaga
Zeedadel de 'steeneter'.

Luminiscentie
het lichten van een stof onder invloed van een of andere straling, opgewekt door natuurkundige of chemische reacties, met uitzondering van de zuivere warmtestraling.

Lycopodiophyta
wolfsklauwen Lycospora Lycopodiales.

Löss
Lössafzettingen komen wereldwijd veel voor. De korrelgrootte ligt globaal tot ca. 50 micron. Als het materiaal afkomstig is uit woestijnen dan spreekt men van continentale löss. Als het materiaal van periglaciale oorsprong is, dan spreken we van glaciale löss. Continentale löss vindt men aan de lijzijde van woestijnen. Glaciale löss ligt aan de lijzijde van gebieden, die in het Pleistocdoor het ontbreken van vegetatie blootstonden aan deflatie.

löss
een eolisch getransporteerde leem, die overwegend bestaat uit korrels in de siltfractie, dus van 2-64 mu.

mariene processen
werking van de zee.

Mammalia
Zoogdieren.

Magnoliophyta
Angiospermae bedektzadigen bloeiende planten.

Magma
gesmolten gesteente in de bovenmantel en de onderkorst van de aarde. Magma is een mengsel van silicaten en oxiden met verschillende smeltpunten. Hierdoor zullen bij stolling bepaalde silicaten het eerst kristalliseren, terwijl de daarna tot stolling komende bestanddelen zich in de overgebleven ruimten zullen moeten schikken.

Macrofossielen
met het blote oog zichtbare fossielen.

metamorfose
in de biologie: gedaanteverwisseling gedurende de levensfasen van een dier.

metamorfose
rekristallisatie van gesteente in vaste toestand, meestal op grote diepte.

metamorfe gesteenten
ontstaan door rekristallisatie metamorfose, meestal op grote diepte.

metabolisme
stofwisseling van organismen.

Mesofossielen
de groep daar tussenin, met afmetingen tussen ca. l en 2.4 mm.

Mineraalinhoud
De belangrijkste maatstaf voor de indeling en naamgeving van stollingsgesteente is de mineraalinhoud. In hoge mate bepalend is de aanwezigheid of afwezigheid van kwarts.

Middengebergte
terrein met lokaal reliëf van 200 - 1500 m.

Microfossielen
fossielen van microscopisch kleine afmetingen alleen onder een microscoop goed zichtbaar.

morfologie
in paleontologie: de vorm van een organisme als geheel of in zijn algemene kenmerken.

Monotremata
Cloacadieren eierleggend. Bv. Vogelbekdier.

Monodelphia
Placentalia Placentadieren hogere zoogdieren.

Monocraterion
een bundel kruip- of graafgangetjes in Cambrische kwartsietische zandstenen.

Mollusca
Weekdieren.

Moeraskalk
is zachte kalkafzetting, ontstaan in waterbekkens in het Pleistoceen. Dit komt o.a. voor in Midden-Limburg en in de omgeving van Winterswijk.

Myriopoda
Duizendpoten.

Natica
Tepelhoorn. Bolvormig. Trias - recent. Recent aan de Nederlandse kust; het Tertiair; al bekend uit het Krijt van Limburg. De Tepelhoorn is een roofdier. Hij boort andere schelpen aan.

Nannofossielen
de allerkleinste groep, kleiner dan ca. 0.03 mm, meestal uitgedrukt in mu.

nannoplankton
plankton kleiner dan 0.03 mm.

Nemertea
Rhynchocoela Snoerwormen

nekton
het geheel van vrijzwemmende diertjes in water.

Nievelsteiner zandsteen
een zandsteen, die is ontstaan door verkitting van kwartszand in de vorm van zilverzand. Het komt voor in de omgeving van Eygelshoven. Het is als bouwsteen o.a. gebruikt voor de kerken van Eygelshoven en van Margraten, voor het Klooster Rolduc en voor de beroemde Romeinse sarcophaag van Simpelveld.

nomenclatuur
(wetenschappelijke) naamgeving.

Obsidiaan
vulkanisch glas, dat ontstaat bij zeer snelle afkoeling.

Ombrogveen
veen, dat vrijwel alle water verkrijgt uit de atmosfeer, uit neerslag, zoals bij hoogveen. Dit veen ligt dus boven de grondwaterspiegel.

ontogenese
de ontwikkeling van individu tot volwassenheid.

Onderrijk Cormophyta
vaatplanten. De vaatplanten omvatten mossen + varens + bloeiende planten.

Ophiuroidea
Slangsterren. Een subklasse met 1900 soorten, met armen tot 0.70 m larng. Het kalkskelet bestaat uit een groot aantal platen.

Ophiomorpha
kreeftegangen in het zand van het Krijt en Mioceen van Zuid-Limburg en in Kunrader Kalksteen.

orogenese
gebergtevorming.

Osteologie
de studie van botten.

Osteichthyes
Beenvissen Pisces.

Ostrea
gewone oester.Krijt - recent. Radiale ribben op één van de kleppen.

Pascichnia
voedselsporen van sedimenteters en graassporen.

Parasitisch
levend van levende organismen. Terwijl planten autotroof zijn ze produceren hun voedsel d.m.v. fotosynthese, zijn fungi heterotroof ze absorberen (evenals dieren) hun voedsel.

Paramoedra's
langwerpige, vrijwel verticale kiezelconcreties vuursteen in kalkgesteente. Vaak peervormig. Paramoedra letterlijk: peren van de zee. De Duitsers hebben er ook een mooie naam voor: Sasznitzer Blumentopfen. Ze gaan soms uit van een hardground naar beneden. Maar ze doorkruisen ook vaker verticaal de horizontale vuursteenlagen. Men neemt aan, dat ze zijn ontstaan uit graafgangen, meestal van wormen.

pandemisch
kosmopolitisch wijdverbreid voorkomend.

palynologie
de studie van pollen stuifmeelkorrels, sporen en van andere microfossielen, zoals b.v. dinoflagellaten.

paleozoölogie
de studie van fossiele dieren

Paleovulkanisme
vulkanisme in het geologische verleden.

paleontologische reeks
een serie van fossiele vormen, waardoor een ontwikkelingsproces zichtbaar wordt.

Paleopathologie
ziekte bij fossiele organismen.

Paleontologie
de wetenschap van fossielen de studie van fossielen.

Paleoichnologie
de studie van fossiele levenssporen (niet van schimmels e.d.).

Pelmatozoa
gesteelde vastgehechte stekelhuidigen.

pelagisch
in open water, zee, meren, vrij van de bodem levend.

Pedimenten
voetvlakten zijn flauw hellende oppervlakken aan de voet van een gebergte of van geïsoleerde bergen of heuvels.

Petricolidea
Petricola pholadiformis. Amerikaanse boormossel.

Phragmatoppoma lapidosa
wormen, die grote buisvormige woonkolonies bouwen uit los materiaal op een vaste ondergrond. Ze zijn niet te onderscheiden van de typische Skolithos linearis.

Pholadidae
Pholas dactylus.

Pinophyta
Gymnospermae naaktzadigen nièt-bloeiende planten.

plooiing
vervorming met behoud van het verband der lagen.

Platyhelminthes
platte wormen, leverbot, lintworm e.d.

plankton
het geheel van drijvende of zwevende planten en diertjes in water.

plutonisme
processen, die samenhangen met de vorming van gesteente in de aardkorst uit gesmolten toestand. vulkanisme processen rond de uitvloeiing en uitblazing van gesmolten gesteente, vorming van gangen, sills e.d.

populatie
een groep individuen of exemplaren.

Polypodiophyta
echte varens Pteropsida.

Polypodiophyta
Psilopsida Varens komen ook al voor in het Devoon.

Polydora
een worm, die lusvormige buisjes boort in o.a. kalkzwerfstenen aan het zeestrand. Zeer algemeen langs de gehele Oostzeekust.

pollen
stuifmeel en sporen. Pollenanalyse is de laatste decennia uitgegroeid tot een belangrijk middel om aanwijzingen te verzamelen voor de reconstructie van een plantengemeenschap. Opgrond hiervan kan men conclusies trekken over het milieu. De planten, struiken en bomen, waarvan het pollen afkomstig is geven inzicht in de heersende temperatuur, de bodemgesteldheid, de vochtigheid,enz.

Pogonophora
Baardwormen.

Psilotophyta
borstelvarens.

pseudofossiel
schijnfossiel. Is geen fossiel, maar kan door zijn uiterlijk de indruk wekken een fossiel te zijn. Dit komt nogal eens voor bij concreties, vooral bij vuursteen.

puimsteen
gestold vulkanisch schuim.

Pycnogonida
Zeespinnen.

Repichnia
kruipsporen, bewegingssporen, zwemsporen.

rendzina's
bodems op afwijkend gesteente, zoals b.v. kalk, die hun karakter bepalen.

Revinienkwartsiet
een Cambrische kwartsiet uit het Massief van Stavelot en het Massief van Rocroi. Komt voor in ons Maasgrind.

rivierterras
fluviatiel terras is een rest van een vroegere dalbodem. De rivier heeft zich hierin ingesneden en wordt van het terras gescheiden door een helling.

Rivierduinen.
Rivierduinen liggen langs rivierdalen, die in het Laat-Pleistocperiodiek droogvielen. In Nederland langs de Rijn, Maas, IJssel en Overijsselse Vecht. Het staat vast, dat het materiaal van deze duinen afkomstig is uit de fluviatiele afzettingen van de drooggevallen beddingen.

Saprofytisch
saprofietisch evend van dode organismen.

Scaphopoda
Scaphopoden Graafvoetigen Graafpotigen.

Scaphopoden
Solenoconcha Stoottanden Tandslakken Olifantstandjes vormen met ca. 350 soorten een belangrijke, maar minder omvangrijke klasse der Mollusken. Ze zijn overwegend enkelvoudig, langgerekt en enigszins kegelvormig. Hun vorm heeft vaak die van een kleine olifantstand.

Serpulidae
Kokerwormen.

Serpula
wormkokertjes.

Sequoiadendron
Mammoetboom stamt uit het Oligoceen. In de verte verwant aan de bekende Redwood uit Californië.

Sedimentologie
de studie van sedimentaire afzettingen en hun vorming. Een sediment afzetting sedimentaire afzetting een hoeveelheid vast materiaal, verhard of niet verhard, gevormd op of nabij het aardoppervlak, getransporteerd en afgezet door een vloeibaar medium of door lucht.

sedimentgesteenten
afzettingsgesteenten aan of bij de oppervlakte ontstaan door bezinking uit water of lucht of door neerslag uit een chemische oplossing.