Geologische Vereniging
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Geologie
Datum & Land: 04/07/2013, NL
Woorden: 467
sedimentatie
afzetting van losse gesteenten.
Sedimentatie-cyclothemen
een cyclische opeenvolging van kenmerken in gesteentepakketten. Komen b.v. voor in de kalkstenen van het Boven-Krijt in Zuid-Limburg.
sedentair
levende organismen, die zich niet of nauwelijks verplaatsen.
sessiel
zich niet verplaatsend.
Siphunculoidea
Sipuncula Spuitwormen.
slib
klei + fijne silt.
Slump
het afglijden van een in stukken gebroken laag.
smelt
gesmolten gesteente magma in of onder de aardkorst gesmolten silikaten met erin opgeloste gassen.
Somasteroidea
oervorm van de slangsterren.
Spiriferida
Spiriferen. Midden- Ordovicium - Jura. Regelmatig gevonden wordt de Cyrtospirifer uit het Frasnien Barvaux België.
Stratum (Eng)
Bed (Eng) Laag een pakket gesteenten van dezelfde eenheid, dikker dan l.cm. Strata zijn een onderverdeling van een Afzetting.
Stratigrafie
de tak van de geologie, die zich bezighoudt met de beschrijving van gesteentelagen in de aardkorst.
stollingsgesteenten
magmatisch gesteente ontstaan door stolling van magma.
steenkernen
sporen op binnengedrongen gesteente of afdrukken van interne structuur.
stam
fylum -Vertebrata gewervelde dieren.
subspecies
ras ondersoort - Homo sapiens sapiens.
systematische paleontologie
de tak van de paleontologie, die zich bezighoudt met beschrijving, naamgeving en classificatie van fossielen.
Taunuskwartsiet
een kwartsiet uit het Onder-Devoon. De kleur is grijs, met wijnrode vlekken.
Taxonomie
classificatie systematische indeling indeling in categorieën aan de hand van internationaal erkende maatstaven. Taxis rangschikking.
Teredinidae
Teredo navalis , Paalworm. NB. Is géén worm!
Teredo
Paalworm boormossel. Orde: Adapedonta. Krijt - recent. Een mollusk met een zeer kleine schelp, die boorgaten maakt in hout.
thermale bronnen
warme bronnen, vaak met koolzuurgas-, zwavelwaterstof-houdend water.
theca
kelk bestaat uit platenmet 5 of meer armen, bezet met pinnulae haarachtige uitsteeksels.De steel is geleed. De leden worden meestal als fossiel gevonden. Men treft ze b.v. aan in de bekende 'blauwe' Carbonische stoepsteen.
TijdvaK
een verdere onderverdeling van een Periode.
Topogveen
veen, dat vrijwel alle water ontvangt als grondwater, zoals bij laagveen. Men maakt ook wel onderscheid naar de grondstof voor de veenvorming in: rietveen, mosveen, heideveen, toendraveen, bosveen, enz.
tsjernosem
'zwarte aarde', gevormd in steppen met lang gras en veel humus.
Tufkrijt
grofkorrelige zachte kalksteen is een calcareniet en vormt een deel van de bekende Maastrichtse kalksteen.
Uitwerpselen
afvalstoffen van de spijsvertering van levende organismen zijn in velerlei vorm als fossiel bekend.
vagiel
vrij bewegende organismen.
verwering
verandering en-of afbraak van gesteente onder invloed van atmosfeer en organismen.
Vulkanisme
Vulkanisme is het geheel van processen, die samenhangen met het verplaatsen van materiaal uit het binnenste der aarde tot aan of nabij de oppervlakte.
Xyliet
ingekoolde stukken hout, qua inkoling vergelijkbaar met zachte bruinkool.
zoplankton
dierlijk plankton.
zonale bodems
bodems, gebonden aan klimaatzones.
Zonale processen
processen, die zijn gebonden aan een bepaald klimaat.
Zware mineralen
mineralen met een s.g. van meer dan ca. 2.9.
Acnidaria
Ribkwallen Coelenterata Holtedieren.
Agnatha
Kaaklozen.
allochtoon
binnengekomen uit een ander gebied of milieu, hetzij levend, na het sterven of als fossiel.
Amphineura
Keverslakken.
Amphibia
Amfibieën Tweeslachtige dieren.
Anodonta
zoetwatermossel. Krijt - recent.
Annelida
Gelede wormen, Ringwormen.
Angiospermae
Magnoliophyta Bedektzadigen overvleugelen vanaf het Mesozoïcum, vanaf het Krijt, de naaktzadigen. De zaadknoppen zitten in een vruchtbeginsel. Het is opvallend, dat een aantal bedektzadigen zich vanaf vroege geologische perioden tot heden hebben gehandhaafd.
Arthropoda
Geleedpotigen vormen wel het grootste fylum van het dierenrijk, met de grootste soorten- en vormenrijkdom. Ze bestrijken alle perioden van het vroegste Cambrium tot heden.
Asteroidea
Zeesterren.
Aschelminthes
Nemathelminthes Ronde- of Draadwormen.
Aves
Vogels.
Barnsteen
amber is in het Tertiair en Kwartair, o.a. in het Oligoceen, in grote hoeveelheden gevormd uit hars van sparren en dennen, vooral in het gebied rond de Oostzee. Het is vroeger veel gevonden op onze stranden en het komt ook nu nog wel eens voor. Hetzelfde geldt voor vindplaatsen in tertiaire en pleistocene zanden in Noord-Nederland.
Blastoidea
Knopstralers.
breuken
vervorming zonder behoud van het verband der lagen.
Brachiopoda
Armkieuwigen.
Brachiopoden
Armpotigen Armkieuwigen Armvoetigen hebben twee kleppen, een buik- en een rugschelp. Toch worden ze om een aantal redenen niet gerekend tot de Bivalvia tweekleppigen, waartoe kokkels, mossels en oesters behoren.
Bryozoa
Ectoprocta, Mosdiertjes.
Bryozoën
Ectoprocta, Mosdiertjes zijn vroeger tot de koralen en ook wel tot de Stromatoporen gerekend, maar dat bleek niet juist. Deze vormen een apart fylum. Ze omvatten ca. 4000 recente soorten. Fossiel kennen we zo'n 16.000 soorten, die overal in het water leven en leefden, vooral zeewater.
Bryophyta. Voorbeelden hiervan zijn mossen en levermossen. Bekend zijn de Sphagnales
veenmossen.
Bryophyta
mosplanten nièt-vaatplanten spruitplanten.
Calciumcarbonaat
kalk wordt voornamelijk geprecipiteerd neergeslagen door kalkalgen. In meren met een rijke flora van diatomeeën kiezelalgen kan bij afwezigheid van kleiaanvoer diatomiet worden afgezet.
Calcarea
Kalksponzen met een skelet van kalknaaldjes.
Calcareniet
grofkorrelige kalk, opgebouwd uit fragmenten van stekelhuidigen, schelpen van Lamellibranchiata, Brachiopoden, Bryozoën en benthonische Foraminiferen, enz.
Cephalopoden
Koppotigen tellen duizenden soorten. Vanaf Boven-Cambrium.
Chordata
Chordadieren, vooral gekenmerkt door een dorsale zenuwstreng, de chorda dorsalis en een gesloten bloedvatenstelsel.
Chondrites
gangetjes van slijketende organismen, b.v. uit het Devoon. Chondrites komt voor van het Cambrium tot het Tertiair.
Chondrichthyes
Kraakbeenvissen.
Chelicerata met de klassen: Arachnida
Spinachtigen en Merostomata Molukkenkreeft Degenkrab.
Chaetognatha
Pijlwormen.
Cnidaria
Neteldieren Coelenterata Holtedieren.
Coniconchia
Kegelschelpjes wordt wel vermeld als aparte stam en zijn alleen bekend uit het Paleozoïcum.
Coelenterata
holtedieren.
Crustacea
Schaaldieren met de klassen: Brachiopoda, Branchiura, Cephalocardia, Cirripedia, Copepoda, Euthycarcinoida, Malacostraca, Mystacocarida en Ostracoda.
Crinoidea
Crinoiden Zeelelies.
Crinozoa
zeelelieachtigen.
Cubichnia
rustsporen.
Cystoidea
Buidelstralers. Bolvormig. Van Ordovicium tot Boven-Devoon.
Cyanophyta
cyanobacteria blauwgroene algen blauwgroene wieren blauwwieren.
denudatie
afvoer van verweringsmateriaal vanaf de plaats van verwering.
Demospongiae
Demosponzen 'gewone sponzen' met een skelet van hoornachtig materiaal spongine, of van kiezelzuur zonder spongine.
Dekzand.
In Nederland is het dekzand o.m. afgezet in de laatste koude fase van het Pleistoceen, het Weichselien. Men onderscheidt ouder, dat meestal duidelijk gelaagd is en dunne leemlaagjes bevat en jonger dekzand, dat doorgaans grover van korrel is, gleembandjes bevat en dat plaatselijk sporen toont van lengteduinen, streepduinen en paraboolduinen.
Didelphia
Marsupia Buideldieren.
diagenese
verandering van sedimenten in harde gesteenten. De werking van wind. Processen rond water, sneeuw en ijs in verschillende vormen.
Domichnia
woongangen.
Echinoidea
Zeeëgels omvat met zijn meer dan 1000 soorten wellicht de bekendste stekelhuidigen. Hun vorm is meestal rond, maar soms vijfzijdig of hartvormig. Ze bezitten een schaal kalkskelet, waarop beweeglijke stekels zijn geplaatst. Deze dienen als bescherming, maar ook als middel voor verplaatsing over de zeebodem. Bij het fossiel is de bevestigingsplaats van de stekels waar te nemen. Soms zijn deze zelf ook fossiel bewaard gebleven.
Echinodermata
Echinodermen Stekelhuidigen zijn veelal vrij goed te herkennen door hun gelijkenis met recente vormen. Alle soorten van deze stam zijn marien.
Edele metalen
metalen, die in de natuur niet worden aangetast door oxydatie.
Eleuterozoa
Echinozoa Homalozoa vrijlevende stekelhuidigen.
Entoprocta
Kamptozoa lijken meer op bryozoën dan op wormen. Ze worden en vooral werden daar vaak toegerekend.
ensemble
een leefgemeenschap van organismen.
Endichnia
in de laag liggend.
Endogene krachten
krachten vanuit de aarde zelf kunnen het materiaal van de aardkorst deformeren vervormen.
endogene processen
de oorsprong, de krachtbron ligt in de aarde zelf.
endemisch
behorend tot, voorkomend in een beperkt geografisch gebied.
Epixatie
een afzetting van een mineraal, meestal in een dunne laag, op het kristaloppervlak van een ander mineraal.
Epizoair
een organisme, levend op een dier.
epirogenese
rijzen en dalen van grote delen van de aardkorst.
Epilithe
een organisme, levend op een gesteente.
Epifyt
een plant, levend op een plant.
Epichnia
op de laag liggend.
Epibiont
levend op een ander levend wezen.
Equisetophyta
paardenstaarten komen eveneens voor vanaf het Devoon tot op heden.
Era
hoofdtijdperk de grofste verdeling in tijdseenheden. Voorbeeld: het Mesosoïcum, vroeger het secundair genoemd. Een afzetting uit een Era heet een Eratheem.