Biologiepagina - Begrippenlijsten

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Medisch
Datum & Land: 10/07/2017, NL
Woorden: 485


Ademcentrum
[Gaswisselinguitscheiding] Gedeelte in de hersenstam, dat de ademhaling regelt. Wordt beïnvloed door onder andere het koolstofdioxidegehalte van het bloed

Ademprikkel
[Gaswisselinguitscheiding] Verandering in het koolstofdioxidegehalte van het bloed. Hierop reageert het ademcentrum

Ademvolume
[Gaswisselinguitscheiding] De hoeveelheid lucht die je met een rustige ademhaling in en uit ademt

ADH
[Gaswisselinguitscheiding] Antidiuretisch hormoon; Hormoon dat de terugresorptie van water in de nierkanaaltjes stimuleert

Adhesie
[Planten] in de natuurkunde is adhesie de onderlinge aantrekkingskracht tussen ongelijke moleculen zonder dat er sprake is van een chemische binding

ADI
[Vertering] aanvaardbare dagelijkse inname, zonder dat je gezondheid gevaar loopt

ADP
[Planten] adenosinedifosfaat, een stof waarvan elk molecuul twee fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn met een energierijke binding. Uit ADP ontstaat door toevoeging van anorganisch fosfaat en een bepaalde hoeveelheid energie ATP. Hydrolyse van ATP levert anorganisch fosfaat, ADP en een bepaalde hoeveelheid energie. ADP speelt een grote rol in stofwisselingsprocessen.

ADP
[Energie] adenosinedifosfaat, een stof waarvan elk molecuul twee fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn met een energierijke binding. Uit ADP ontstaat door toevoeging van anorganisch fosfaat en een bepaalde hoeveelheid energie ATP. Hydrolyse van ATP levert anorganisch fosfaat, ADP en een bepaalde hoeveelheid energie. ADP speelt een grote rol in stofwisselingsprocessen.

Adrenaline
[Gaswisselinguitscheiding] Hormoon dat door het bijniermerg wordt afgescheiden. Adrenaline wordt ook door zenuwvezels van het sympathische zenuwstelsel afgescheiden

Aeroob
[Energie] met behulp van zuurstof

Alcoholgisting
[Energie] C6H12O6 (glucose) --> 2 C2H6O (ethanol) + 2 CO2 + energie. Deze reactie vindt plaats bij gistcellen en bij kiemende zaden. Bijv. gebruikt bij productie van brood, bier en wijn.

Aldosteron
[Gaswisselinguitscheiding] Eén van de bijnierschorshormonen. Hormoon speelt een rol bij het zout- en waterevenwicht

Alkalose
[Gaswisselinguitscheiding] Een stijging van de pH van het interne milieu

allel
[DNA] één van de genen van een genenpaar / variant van een gen

Alveolaire lucht
[Gaswisselinguitscheiding] Lucht in de longblaasjes

Alveoli
[Gaswisselinguitscheiding] Longblaasje

ammoniumion
[Ecosysteem] de anorganische stof NH4+

amylase
[Vertering] enzym om zetmeel af te breken

amyloplasten
[Cellen] zetmeelkorrels

Aminozuur
[Energie] organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese (vorming) van eiwitten

aminozuur
[Vertering] organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese (vorming) van eiwitten

ammonificatie
[Ecosysteem] omzetten van een organische stikstofverbinding in onder andere ammoniumionen

ammoniak
[Ecosysteem] een anorganische verbinding van stikstof en waterstof met de molecuulformule NH3

aminozuur
[DNA] organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese van eiwitten

Anaeroob
[Energie] zonder behulp van zuurstof

Anticonceptie
[Voortplanting] methode om zwangerschap te voorkomen

appendix
[Vertering] het wormvormig aanhangsel van de blinde darm

Assimilatie
[Energie] de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen (van anorganische stoffen of andere organische stoffen)

Assimilatie
[Planten] de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen (van anorganische stoffen of andere organische stoffen)

Astma
[Gaswisselinguitscheiding] Het spierweefsel in de and van de bronchiolen trekt zich onbewust samen

ATP
[Energie] adenosinetrifosfaat. Stof, waarvan elk molecuul drie fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn door een energierijke binding. ATP ontstaat uit ADP door toevoeging van energie en anorganisch fosfaat. Het loskoppelen van de fosfaatgroep uit ATP levert vrije energie, die gebruikt wordt voor allerlei energieverbruikende processen in de cel.

ATP
[Planten] adenosinetrifosfaat. Stof, waarvan elk molecuul drie fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn door een energierijke binding. ATP ontstaat uit ADP door toevoeging van energie en anorganisch fosfaat. Het loskoppelen van de fosfaatgroep uit ATP levert vrije energie, die gebruikt wordt voor allerlei energieverbruikende processen in de cel.

ATP synthetase
[Planten] enzym verantwoordelijk voor de vorming van ATP

Bandjes van Caspari
[Planten] ringvormige verdikkingen in de celwanden van de endodermis. De endodermis ligt rondom de centrale cilinder in een jonge wortel. Bandjes van Caspari bestaan uit suberine, een kurkachtige stof die ondoordringbaar is voor water. Water en mineralen die de wortel binnen komen, moeten hierdoor de celmembranen en het cytoplasma van de endodermiscellen passeren. Deze cellen kunnen zo een regelende rol spelen bij de opname van mineralen.

Bastvaten
[Energie] transportkanalen in de bast, vooral bedoeld om suikers te vervoeren die gevormd zijn in het blad

Bastvaten
[Planten] transportkanalen in de bast, vooral bedoeld om suikers te vervoeren die gevormd zijn in het blad

basenparing
[Cellen] de stikstofbasen van de beide nucleotidenketens zijn twee aan twee met elkaar verbonden. (A met T, en C met G)

basenparing
[DNA] de stikstofbasen van de beide nucleotidenketens zijn twee aan twee met elkaar verbonden. (A met T, en C met G)

Bevruchting
[Voortplanting] het versmelten van de kern van een eicel met de kern van een zaadcel

Beperkende factor
[Planten] factor die de snelheid van een proces laag houdt

Bevruchtingsmembraan
[Voortplanting] membraan dat de eicel afsluit nadat deze bevrucht is door 1 zaadcel. Hierdoor kunnen andere zaadcellen niet meer binnen komen

Beperkende factor
[Energie] factor die de snelheid van een proces laag houdt

biotechnologie
[Cellen] verzamelnaam van alle technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te vervaardigen voor de mens

biotechnologie
[Onderzoek] verzamelnaam van alle technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te vervaardigen voor de mens

biomassa
[Ecosysteem] totale hoeveelheid energierijk materiaal in een organisme (meestal het drooggewicht genomen)

biologisch evenwicht
[Ecosysteem] toestand waarbij de grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde.

Bilirubine
[Gaswisselinguitscheiding] Galkleurstof die ontstaat bij de afbraak van hemoglobine

bilirubine
[Vertering] gele kleurstof die ontstaat bij de afbraak van dode rode bloedcellen in je milt en lever

Blastula
[Voortplanting] een hol balletje, typisch voor de embryonale ontwikkeling van met name gewervelde dieren, dat tijdens het delen van een bevruchte eicel (zygote) ontstaat

blind onderzoek
[Onderzoek] een onderzoek waarbij de proefpersoon niet weet of hij de placebo of het echte medicijn krijgt toegediend

Bloeddruk
[Gaswisselinguitscheiding] Druk die het bloed uitoefent op de wand van een bloedvat

Bohr effect
[Gaswisselinguitscheiding] Extra zuurstofafgifte door hemoglobine vanwege een hoge pCO2, een lage pH en een hoge temperatuur

BPP
[Planten] bruto primiare productie; alle energie gevormd door de fotosynthese

bruto primaire productie
[Ecosysteem] alle energie die in en ecosysteem door producenten wordt vastgelegd in biomassa (in organische stoffen).

Bronchiole
[Gaswisselinguitscheiding] Fijnere zijtakjes van de bronchiën en bevatten spierweefsel i.p.v. Kraakbeenweefsel

brandstof
[Vertering] stoffen die energie kunnen leveren

broeikasgas
[Ecosysteem] zijn gassen die door hun aardopwarmingsvermogen in de atmosfeer bijdragen aan het verhogen en in stand houden van de evenwichtstemperatuur van de Aarde. Dit verschijnsel noemt men het broeikaseffect

Bronchie
[Gaswisselinguitscheiding] De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën. De wanden bevatten kraakbeenringen.

Capillaire werking
[Energie] opstijging van een vloeistof (meestal water) in nauwe kanalen door onderlinge aantrekking van moleculen. In de bodem heeft dit stijging van het grondwater tot gevolg. In planten gaat het water in de houtvaten door capillaire werking omhoog.

Cambium
[Planten] is een weefsellaag in planten, vooral bekend van bomen en struiken, die altijd ten minste een cambium hebben. Het is een delingsweefsel, een van de weinige plaatsen in een plant waar nieuwe cellen gemaakt worden.

CAM-planten
[Planten] een vorm van fotosynthese die bij een grote groep vetplanten voorkomt. Dit soort fotosynthese verloopt anders dan de fotosynthese bij niet- vetplanten (voorbeeld: de grassen). CAM planten sluiten overdag de huidmondjes en houden op deze manier het vocht bij zich. Tijdens de nacht openen ze de huidmondjes en kunnen ze CO opnemen.

Calvincyclus
[Planten] deelproces van de fotosynthese waarbij koolstofdioxide wordt gereduceerd met behulp van waterstof, afkomstig van NADPH2 en ATP, met als resultaat glucose. Waterstof en ATP zijn tijdens de lichtreactie ontstaan

cDNA
[DNA] complementair DNA of copyDNA

celcyclus
[Cellen] opeenvolging van fasen in een zich delende cel. De celcyclus bestaat uit de mitose en de interfase. In de interfase zijn te onderscheiden de G1-, S- en G2-fase

Cellulose
[Energie] moeilijk verteerbare koolhydraat in planten

Cellulose
[Planten] polymerisatieproduct van glucose. Cellulose is een bestanddeel van de celwanden.

celmembraan
[Onderzoek] dun vlies rondom cel bestaande uit twee lagen fosfolipiden

celmembraan
[Cellen] dun vlies rondom cel bestaande uit twee lagen fosfolipiden

celwand
[Cellen] stevige laag om de cel bestaande uit cellulose, geen onderdeel van de cel

centromeer
[Cellen] deel van een chromosoom, waar de twee zusterchromatiden aan elkaar verbonden zijn. Bij de kerndeling hecht aan het centromeer de spoeldraad vast

centromeer
[DNA] deel van een chromosoom, waar de twee zusterchromatiden aan elkaar verbonden zijn. Bij de kerndeling hecht aan het centromeer de spoeldraad vast

chromosoom
[Cellen] structuur, die in lineaire volgorde genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten en zijn te zien tijdens mitose en meiose

chromatide
[DNA] Eén van de twee helften van een chromosoom, die bij het centromeer aan elkaar verbonden zijn. In de vroegste stadia van de celdeling zijn de chromatiden als overlangse helften van een chromosoom te zien

chromoplasten
[Cellen] kleurstofkorrels in planten

Cholesterol
[Gaswisselinguitscheiding] Tot de sterolen behorende vetachtige stof, die in de meeste dierlijke weefsels en lichaamsvloeistoffen voorkomt en een bestanddeel is van dierlijke celmembranen

chromatide
[Cellen] Eén van de twee helften van een chromosoom, die bij het centromeer aan elkaar verbonden zijn. In de vroegste stadia van de celdeling zijn de chromatiden als overlangse helften van een chromosoom te zien

chloroplasten
[Cellen] bladgroenkorrels, hierin vindt fotosynthese plaats

Chloroplast
[Energie] bladgroenkorrels, hierin vindt fotosynthese plaats

Chlorofyl
[Planten] groene kleurstof (bladgroen) in een chloroplast

Chemoreceptor
[Gaswisselinguitscheiding] Zintuigcel, die geprikkeld wordt door de verandering in chemische samenstelling, bijv. het koolstofdioxidegehalte van het bloed

chemosynthese
[Ecosysteem] het gebruiken van chemische energie om glucose te maken uit CO2 en water

chemoautotroof
[Ecosysteem] in staat tot chemosynthese. Een organisme dat alleen koolstofdioxide nodig heeft als koolstofbron en zijn energie verkrijgt door oxidatie van anorganische stoffen is chemo-autotroof (uitsluitend een aantal bacteriesoorten).

chromosoom
[DNA] structuur, die in lineaire volgorde genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten en zijn te zien tijdens mitose en meiose

Chlorofyl
[Energie] groene kleurstof (bladgroen) in een chloroplast

chemotherapie
[Cellen] chemische stof welke heeft tot doel de kankercellen te doden

Chlamydia
[Voortplanting] seksueel overdraagbare aandoening; bacterie-infectie

Chronische bronchitis
[Gaswisselinguitscheiding] Vorm van COPD, waarbij de luchtwegen langdurig ontstoken zijn en slijm zich ophoopt

Cisgenese
[Planten] het inbrengen van DNA m.b.v. recombinant DNA techniek dat afkomstig is van een organisme van dezelfde soort

climaxstadium
[Ecosysteem] laatste stadium na successie, waarbij abiotische factoren en soortensamenstelling min of meer constant zijn De populaties zijn in evenwicht, de diversiteit is hoog en het ecosysteem is stabiel.

Clitorus
[Voortplanting] orgaantje tussen de kleine schaamlippen dat erg gevoelig is voor directe aanraking bij vrouwen

codon
[DNA] groep van drie nucelotidebasen (triplet), die codeert voor een bepaald aminozuur in een eiwit

COPD
[Gaswisselinguitscheiding] Ziektes waarbij er langdurige blokkades in de longen zijn door beschadigingen en ontstekingen. Bijvoorbeeld chronische brinchitis en longemfyseem

consument
[Ecosysteem] organisme, dat andere organismen als voedselbron gebruikt. Een cosument is dus een heterotroof organisme

controlegroep
[Onderzoek] een controlegroep is bij wetenschappelijk onderzoek naar de werking of het effect van een bepaalde 'interventie' een groep met dezelfde kenmerken als de groep waarbij de interventie wordt verricht, maar waarbij de interventie niet wordt verricht. Op deze manier kan worden uitgesloten dat een waargenomen effect niet te wijten is aan spontane veranderingen.

Cohesie
[Planten] is de onderlinge aantrekkingskracht tussen gelijke moleculen zonder dat er sprake is van een chemische binding

Compensatiepunt
[Energie] punt waarop de zuurstofproductie van de fotosynthese exact gelijk is aan het zuurstofverbruik door dissimilatie

competitie
[Ecosysteem] concurrentie proces waarbij individuen elkaar in hun bestaan nadelig beïnvloeden als gevolg van een gemeenschappelijke beperkende milieufactor. Competitie kan binnen de soort en tussen soorten optreden

concentratie
[Onderzoek] de hoeveelheid opgeloste stoffen

CP
[Energie] creatinefosfaat, leveren enkele seconden de energie in spiervezels

Cuticula
[Energie] waslaagje aan buitenkant van een blad